De historiek van de praktijktesten stond deze week weer uitgebreid in De Morgen. Na onderzoeken die aantoonden dat discriminatie niet incidenteel is, maar structureel, kon toenmalig minister Peeters in 2017 zijn coalitiepartners eindelijk overtuigen om de arbeidsinspectie dan toch mysterycalls te laten uitvoeren. Tenminste, in theorie. Want het rondje armworstelen tussen de Zweedse coalitiepartners, leverde verregaande toegevingen op aan de N-VA. Met het bekende resultaat: een onwerkbaar compromis.
De wet van 2018 koppelde de inzet van het instrument door een arbeidsinspecteur aan een massa voorwaarden. Zo mag een inspecteur alleen in actie komen na een klacht of melding en moet die ook nog eens gestaafd worden met administratieve data die discriminatie doen vermoeden. Vervolgens moet de inspecteur aantonen dat alle andere onderzoeksmiddelen niets opleverden. Dan moet hij nog eens de voorafgaandelijke toestemming krijgen van het Openbaar Ministerie om ermee aan de slag te gaan. Om dan vast te stellen dat hij onvoldoende beschermd is als hij een valse naam, diploma of KBO-nummer inzet. Niemand kijkt nog vreemd op dat het instrument in 3,5 jaar tijd geen enkele vaststelling opleverde.
Overheden en ondernemers lijken het geen enkel probleem te vinden wanneer praktijktesten worden ingezet om oneerlijke marktpraktijken te bestrijden of de consument te beschermen. Bij het bestrijden van discriminatie is dat plots een ander verhaal
Nochtans was Peeters destijds wel goed vertrokken. Wat oorspronkelijk voorlag, was het model van de Economische Inspectie. Daar werden mysterycalls al in 2014 ingevoerd zonder veel boe of ba om de consumenten beter te beschermen bij kredietverstrekking. Een jaar eerder werd – als reactie op de financiële crisis van 2008 – in 2013 eenzelfde bepaling ingevoerd voor het Bankentoezicht van de FSMA. In opeenvolgende wetswijzigingen, werd die mysteryshopping door de economische inspectie steeds breder toepasbaar. Vandaag kan ze worden ingezet voor álle inbreuken op het Economisch Wetboek. Ook Europa hielp daarbij een handje. In 2016 liet de Commissie Europabreed een mysteryshopping uitvoeren om 'geodiscriminatie' in kaart te brengen. Dat gaat om het blocken van een online klant die in een andere lidstaat is gevestigd. Europa oordeelde dat die discriminatie op basis van nationaliteit strijdig was met het principe van de eengemaakte digitale markt.
Overheden en ondernemers lijken dus geen enkel probleem te hebben wanneer praktijktesten worden ingezet om oneerlijke marktpraktijken te bestrijden of de consument te beschermen. Daarvoor zijn zelfs geen bijkomende grendels nodig. Een economische inspecteur heeft niet de toestemming nodig van het Openbaar Ministerie, geen klachten, meldingen of datamining. Hij hoeft niet eerst alle andere onderzoeksinstrumenten uit te putten en is beter beschermd wanneer hij zich een fictieve identiteit aanmeet.
Die schizofrenie is niet langer houdbaar. Hoelang nog kunnen we tolereren dat consumenten door de overheid beter worden beschermd dan werkzoekenden? Consumentenrechten zijn niet onbelangrijk, dat spreekt voor zich. Maar het recht op arbeid is wel een grondrecht. Dat verschil in aanpak wijst stilaan op een laakbare dubbele morele standaard. Blijkbaar is het perfect aanvaardbaar voor ondernemersorganisaties dat mysteryshopping wordt ingezet om oneerlijke marktpraktijken te bestrijden. Welnu, discriminatie bij aanwerving is ook zware marktverstoring en een oneerlijke arbeidsmarktpraktijk. Waarom wachten we nog om de lijn door te trekken?
Over de auteur:
Het platform Praktijktesten Nu vindt het de hoogste tijd om praktijktesten en mystery calling/shopping te gebruiken in de strijd tegen discriminatie. Het platform is een actieplatform dat bestaat uit de organisaties çavaria, ella, GRIP, Hand in Hand tegen racisme, Kif Kif, Minderhedenforum, Netwerk tegen Armoede, Sector Samenlevingsopbouw en het Vlaams Huurdersplatform.