(Illustratie: Spitler, voor Amnesty International)
Op 23 mei organiseerden Amnesty International, Uit de Marge, Minderhedenforum en andere organisaties een conferentie over etnisch profileren, met focus op de Belgische context en bijdragen van experten uit België, Nederland en het VK. Dat de conferentie lang op voorhand al volgeboekt was, grotendeels door vertegenwoordigers van onze ordediensten, spreekt al boekdelen over de urgentie van het onderwerp voor onze dagelijkse realiteit.
De conferentie komt een paar weken na de release van een groot onderzoek daarover, gerealiseerd door Amnesty International. Verantwoordelijke Anne Claeys was daarom de meest geschikte persoon om te zorgen voor een uitgebreide situering van het probleem. Het onderzoek bevat vooral interviews met politieagenten uit 9 politiezones, federale politie en anderen. Dat is belangrijk omdat ethnic profiling nog altijd geassocieerd wordt met ‘perceptie’. Onderzoek over ethnic profiling bevat vaak getuigenissen van mensen die zich gediscrimineerd voelen, en die worden niet ernstig genomen of ronduit in diskrediet gebracht. Deze keer bevat het onderzoek dus getuigenissen – lees: bekentenissen – van politieagenten die zelf toegeven af te gaan op uiterlijke kenmerken om te beslissen wie ze moeten controleren, al zijn ze niet op zoek naar iemand met een specifieke beschrijving.
De situatie is schrijnend: volgens de wet op het politieambt wordt een controle gerechtvaardigd als die op basis van “redelijke gronden” wordt gevoerd, en daarover zijn uiteenlopende interpretaties vastgesteld. De invulling ervan gaat van het identificeren van ‘verdacht gedrag’ tot regelrechte racistische definities zoals “Handtasdief? Marokkaan. Zatlap? Oostblokker. Klopt dat? Ik ga af op mijn ervaring”. Zo valt het te lezen in het rapport (LINK).
Het resultaat is dat dubbel zoveel mensen van Marokkaanse origine worden gecontroleerd dan mensen zonder migratieachtergrond. Dat resulteert ook in een self-fulfilling prophecy: “Als men in dezelfde vijver blijft vissen, zal men dezelfde soort vissen vangen”. Ethnic profiling leidt tot fouten: bij één groep worden buitenproportioneel veel onnodige controles gevoerd, terwijl we zelfs geen zicht hebben op criminaliteit door mensen met andere profielen omdat ze minder worden gecontroleerd. En daar wordt er te weinig aandacht aan besteed.
Geen kleinigheid
De internationale gasten op de conferentie bieden daar perspectief over. Terwijl we amper weten hoe het gaat met het Mechels experiment waar gegevens over arrestaties worden geregistreerd, verdedigt Nick Glynn het belang van data verzamelen. Glynn is een Britse ex-politieagent met migratieachtergrond die zelf slachtoffer werd van ethnic profiling en nu voor Open Society Foundation werkt. Hij kan niet genoeg benadrukken dat het futiel is om te ontkennen dat ethnic profiling bestaat en pleit ervoor om te begrijpen dat het aanklagen ervan niet gelijk staat aan individuele racismebeschuldigingen. Het gaat over institutionele mechanismen, niet over individuele handelingen.
Glynn botst vaak tegen het buikgevoel van mensen die het logisch vinden dat passanten met specifieke achtergrond vaker worden gecontroleerd. En op consequente manier wijst hij op de gevolgen van die keuze: “It alienates people!”. Het ondermijnt het meest krachtige instrument waar de politionele instelling over beschikt: het vertrouwen van de mensen.
Het is belangrijk te begrijpen dat een politiecontrole geen kleinigheid is, maar een interactie die mensen in gevaar brengt als die uit de hand loopt.
Het is belangrijk te begrijpen dat politiecontroles geen kleinigheid zijn: Glynn definieert een politiecontrole als een moment of jeopardy, een interactie die mensen in gevaar brengt als die uit de hand loopt. Het is een interactie die traumatisch kan zijn en potentieel kan leiden tot een strafblad of fysieke schade als het misloopt. En of het misloopt hebben we niet in handen, dat leren we uit de recente dodelijke slachtoffers tijdens politieoptredens.
Niet elk antwoord volstaat
Mariëtte Beekman en Paul Gademan bespreken ook de Nederlandse ervaring. Terwijl de Britse bewustmaking over het probleem al een relatief lange geschiedenis kent, gaat het in Nederland over amper zes jaar – België doet uiteraard nog slechter. Voor Beekman en Gademan is het belangrijk dat men van “de kunst van het selecteren” overgaat tot “de kunst van het uitleggen”. Ze vertrouwen erop dat de nood om uit te leggen een invloed zal hebben op de herkenning en erkenning van (en bewustwording over) het probleem om vervolgens te werken aan oplossingen.
Ze verwijzen naar een concreet handelingskader dat de Nederlandse politie toepast bij het selecteren, uitleggen, bejegenen en reflecteren, voor elke controle. Ze houden ook rekening met hoe de mensen op controles reageren en hoe ze hun ontevredenheid uiten. En daarmee gaan ze ook aan de slag: in plaats van wachten tot burgers een klacht indienen voor een uit de hand gelopen controle, sporen ze het proactief op in bijvoorbeeld (publieke) sociale media.
De registratie van gegevens dient niet uitsluitend voor de zelfreflectie van agenten. Het gaat over een correcte manier van handelen. Wat zijn de gronden van een controle? Waarnaar was de agent op zoek? Belangrijker nog is dat niet elk antwoord volstaat. “Hij gedroeg zich verdacht” is niet genoeg, want door vooroordelen moeten mensen met een ‘ander’ uiterlijk weinig doen om verdacht over te komen.
“Ik had de politie graag”
Eerder deze week publiceerde DeWereldMorgen.be een uitgebreid verslag van getuigenissen van doodgewone burgers die tijdens deze conferentie werden afgelegd (LINK). Ayham, een 26-jarige Syrische erkende vluchteling, die inspanningen doet om zijn verplichtingen na te komen en zelfs meer te doen dan wat er van hem wordt verwacht, werd expliciet op grond van zijn nationaliteit apart gehouden, gecontroleerd en op een weinig respectvolle manier behandeld. En we moeten twee keer nadenken voor we roepen dat “het logisch is dat een Syriër gecontroleerd wordt”, want dat is immers etnisch profileren.
Brahim, een 24-jarige Leuvenaar, vertelde hoe hij als enige uit een groep van zes vrienden werd gehaald toen ze met een briefje van 100 euro speelden. Het verschil tussen hem en zijn vrienden: hij had zichtbaar een migratieachtergrond. Hij vertelde ook hoe dat voorval hem heeft veranderd.
Latifa sprak over de vernederingen die haar zoon moet meemaken en Kritikos vertelde, schrijnend genoeg, over de dag dat de politie (hard) aan de deur van zijn eigen huis kwam kloppen omdat ze vermoedden dat hij, zijn broer en zijn zus inbrekers waren. Ze weigerden te geloven dat hij in zijn eigen huis stond, ondanks, bijvoorbeeld, een klasfoto die aan de muur hing. Daar maakte Dave Chappelle ooit een grap over, maar het in het echt meemaken is niet grappig: “Ik had de politie zelfs graag. Maar sindsdien, elke keer als ik op straat de politie zie, heb ik schrik.”
Een probleem van maatschappelijke proporties
Dat de zaal vol zit is al een teken van vooruitgang, wordt er tijdens de reflecties op het einde opgemerkt, maar Gademan is nog altijd bezorgd over een cultuur van loyaliteit die doorbroken moet worden. Die loyaliteit is enerzijds logisch en noodzakelijk gezien de aard van het werk dat politieagenten verrichten, maar die loyaliteit mag niet in de weg staan van de correcte uitvoering van hun job, want, zoals opgemerkt tijdens de conferentie, een politieagent die zich bezondigt aan etnisch profileren bewandelt grof gezegd het pad van de delinquentie.
Ethnic profiling is niet verborgen, integendeel. En dat het openlijk gebeurt draagt juist bij tot de stigmatisering van bevolkingsgroepen, hun vervreemding en wantrouwen.
Helaas wordt er tijdens de conferentie weinig gezegd over de maatschappelijke dimensie van het probleem. Ethnic profiling is met name een fenomeen dat zich niet beperkt tot de politie als instelling maar echter bestaat bij de gratie van een hele samenleving die daar geen probleem van maakt. Ethnic profiling is namelijk niet verborgen wanneer een minister verklaart dat het “logisch” is dat “mensen van vreemde origine” gecontroleerd worden (LINK), of wanneer de politie lijsten samenstelt van tekens van radicalisering die grotendeels bestaan uit een beschrijving van uiterlijke kenmerken (LINK), of wanneer men een operatie lanceert om jongeren in dure auto’s te controleren in één bepaalde buurt die getypeerd wordt door de concentratie van mensen met migratieachtergrond (LINK). Ethnic profiling gebeurt openlijk wanneer flyers van BIN’s (Buurt Informatie Netwerk, nvdr) ons aanraden “onbekenden aan te spreken” en “onmiddellijk de politie te verwittigen” als die “iets mompelen in een taal die u vreemd voorkomt” (LINK). Wanneer een procureur én een burgemeester zomaar kunnen suggereren dat buitenlandse nummerplaten als verdacht moeten worden beschouwd (LINK). Ethnic profiling is niet verborgen, integendeel. En dat het openlijk gebeurt draagt juist bij tot de stigmatisering van bevolkingsgroepen, hun vervreemding en wantrouwen. En waar is ondertussen onze verontwaardiging, als maatschappij? Waar zijn onze opiniemakers, onze media, ons middenveld, soms zelfs onze politieke oppositie?
Ethnic profiling aanpakken bij ons politiekorps is een van de grootste urgenties van vandaag, maar die inspanning zal tevergeefs zijn als het niet gepaard gaat met een integrale aanpak van racisme dat ook zichtbaar aanwezig is in andere sectoren.