Een zwemvest en een zakje chips

Al sinds de jaren 2000 staat Grande-Synthe, een gemeente van Duinkerke, bekend bij mensen op de vlucht. Ze wagen er dagelijks de oversteek naar het Verenigd Koninkrijk. Er vormen zich kampen, de omstandigheden zijn hard. Zoals veel vrijwilligers rijdt Pat er regelmatig heen vanuit België om hulpgoederen te verdelen. Hij doet dit al jaren.

Soms schrijft hij een post op sociale media waarin hij ventileert, filosofeert, beschrijft en reflecteert. We blikken regelmatig samen met hem terug, in een overzicht dat tot nadenken stemt.

Door: Pat V. - 03/03/2020 - 15:28

Grande-Synthe, 15 februari 2020

Een dagje in Grande-Synthe. ‘Hoe kan ik die vervloekte hond toch van mij afhouden?’ vraagt A. me smekend in het Pakistaanse kamp. Zolang die hond daar dienst heeft in Loon Flash, is er geen kruit tegen gewassen, vrees ik. Het is nu al weer een tijd geleden dat er nog iemand over het water geraakte, bij de vrienden Pakistanen en Afghanen.

‘En waar is onze twaalfjarige Afghaanse jongen?’ vraag ik.

Hij verstopte zich in een geaccidenteerde wagen die op een vrachtwagen gemonteerd was, maar hij viel in het autowrak in slaap en werd wakker in Duitsland. De verkeerde richting dus! Hij werd er gelukkig wel door een familielid opgevangen.

Vandaag werd “de winkel” ingericht, maar sommige vluchtelingen dachten dat “de winkel" al officieel geopend was en stonden in een rij aan te schuiven. Als dit maar goed komt … Je kan in Grande-Synthe maar best zo discreet mogelijk zijn, wil je er blijven werken.

In het centrum van Grande-Synthe is dat haast onmogelijk.

Grande- Synthe, ergens tussen de 20ste en de 25ste februari, geloof ik ...

Ik ben in vakantiemodus, dus steekt het niet zo nauw. Voor de vluchtelingen ook niet trouwens, want ze worden nog steeds als beesten behandeld. Al jaren aan een stuk. De enige toegang tot water gutst uit een afgebroken brandweerkraan. 

Het afval blijft zich ophopen bij gebrek aan afvalcontainers. Ook hulporganisatie S. gooit nu haar afval op de weg. Ik was er even niet goed van. De TV wordt netjes buiten het kamp gehouden. De securityman komt de televisieploeg smekend vragen geen beelden van het kamp te gebruiken, omdat hij dan zijn job kwijt is. Wat doe je dan als journalist? Sta je dan niet voor een heel moeilijke keuze?

En waar zijn alle vrijwilligers van Basroch en La Linière gebleven die in het kamp verbleven? Enkel F. is er quasi permanent aanwezig.
‘Ze zijn het beu,’ zegt F. ‘De vluchtelingencrisis duurt te lang. Ik vrees dat het nog heel lang gaat duren.’

Volksvertegenwoordiger Carême kwam vandaag op bezoek, met een filmploeg, maar hij bleef netjes buiten de omheining. De afgedankte fabriek is namelijk privé eigendom en je kan je natuurlijk geen enkele misstap permitteren.

Ik zag Ac. opnieuw vandaag, en ook de zestienjarige B. Hij vroeg me om een zwemvest en een zakje chips. Chips, ok, maar een zwemvest geven … dat is dan toch weer een ander paar mouwen. Een echt dilemma, ja. Je durft er gewoon niet aan denken, aan die gevaarlijke overtocht.

Ook Am. zag ik vandaag. Hij klaagde dat hij zijn eerste witte haren had ontdekt in zijn weelderige zwarte haarbos. Amper vijfentwintig jaar, waarvan de laatste drie jaar jungle-life.

Gelukkig was er ook wat kleur vandaag, in die grauwe fabriek. Een vrolijke bende clowns kwam er de kinderen entertainen. Het was leuk. De kinderen schaterlachten. Een heilig moment.

En dan wordt het tijd om weg te gaan, bijna om weg te vluchten.
Ik vertrek en F., die blijft. Als enige in het koude, doorrookte kamp.

Waar zijn Médecins Sans Frontières, ABC, Utopia 56, Het Rode Kruis, … gebleven?

Het is zo moeilijk vol te houden.