'Habibi': een lappendeken van onderzoek, getuigenissen en liefde

In zijn recentste boek, Habibi, neemt Wim Peumans ons mee in de weinig besproken wereld van lgbt-moslims. Vertrekkende vanuit zijn doctoraatsstudie over homoseksualiteit en de islam, gaat de schrijver opnieuw in gesprek met een aantal van de mensen die hij voor die doctoraatsstudie interviewde. Het resultaat zijn tien persoonlijke, soms tegenstrijdige maar steeds oprechte verhalen van lgbt-moslims door de jaren heen. Habibi – mijn liefje – leest als een lappendeken van onderzoek, getuigenis en liefde.

Laat ons beginnen met the (white) elephant in the room. “Kan je als witte man een boek schrijven over lgbt-moslims?” Dat is de vraag die door mijn hoofd schoot toen Wim Peumans me voor de eerste keer aankeek vanop de achterflap van zijn boek. Dat is ook de vraag die de gastspreker op een online boekenavond over feministische moslimstemmen zich met één argwanend opgetrokken wenkbrauw stelde, toen iemand uit het Zoompubliek haar vroeg naar haar mening over het boek, dat ze overigens, net als ik op dat moment, nog niet gelezen had. En dat is, gelukkig maar, de vraag die Wim Peumans zichzelf stelt aan zowel het begin als het einde van zijn boek. Want hoe je het ook draait of keert, wanneer je als westerse schrijver een boek schrijft over lgbt-moslims, bestaat de kans dat je de bril van je verwachtingen over moslims maar moeilijk af kunt zetten, en dat hun individuele ervaringen slechts fungeren als tegenpool om je eigen, westerse identiteit mee te bevestigen.  

Wie Habibi leest, beseft dat lgbt-moslims geen homogene groep vormen, maar dat het verschillende individuen zijn die hun lgbt-identiteit elk op hun eigen manier ervaren

Maar wie Habibi leest, zal merken dat Wim Peumans een schrijver is met lef. Het lef om zichzelf weg te schrijven en echt ruimte te creëren voor de stemmen van de geïnterviewde lgbt-moslims. Hun verhalen worden voornamelijk door henzelf verteld. Peumans is duidelijk niet bang om de aanhalingstekens te openen en ze pas een hoofdstuk later weer te sluiten. Vaak komt hij zelf slechts aan het woord om de lezer te wijzen op de chronologie van het verhaal, om het onderwerp waarover de lgbt-moslims het hebben te kaderen of om de leesbaarheid van de tekst te garanderen door sommige stukken interview samen te vatten. Ook in de meer beschouwende stukken tekst, waarin Peumans zijn eigen observaties verwerkt en zelf meer aan het woord is, blijft hij voorzichtig met conclusies en haalt steeds veel uitspraken aan van de geïnterviewde lgbt-moslims zelf. Zij zijn dus allesbehalve een passief studieobject in dit boek. Integendeel, de lgbt-moslims uit Habibi zijn actieve individuen die zelf het woord nemen. En hoewel het kiezen, ordenen en samenvatten van citaten per definitie subjectief – en dus gekleurd door het denkkader van de auteur – is, lijkt Peumans de oriëntalistische valkuilen die op de loer liggen gracieus te ontwijken dankzij de actieve rol van de getuigenissen in Habibi

'Verplichte' coming-out

Die getuigenissen confronteren lezers met bestaande vooroordelen over lgbt-moslims. Zo wordt bijvoorbeeld belicht hoe de westerse houding ten opzichte van de lgbt-gemeenschap door velen per definitie gezien wordt als beter en ontwikkelder: een standaard die door alle culturen nagestreefd zou moeten worden. Dat idee lijkt vooral te leven wanneer het gaat over het belang van het uit de kast komen. Zowel lgbt-personen als niet-lgbt-personen zien die coming out bij vrienden én familie vaak als een noodzakelijke voorwaarde om jezelf te definiëren en te accepteren als lgbt-persoon. Dat dit voor veel lgbt-moslims anders ligt, wordt in Habibi mooi in beeld gebracht. Zo wordt niet uit de kast komen in verschillende van de getuigenissen naar voren gebracht als een bewust altruïstische keuze waarmee lgbt-moslims hun gezin en vooral hun ouders willen beschermen voor de gevolgen van zo een outing binnen de gemeenschap. In het verhaal van Ilias wordt bovendien het idee opgeworpen dat de druk om uit de kast te komen een vorm van assimilatie aan de westerse cultuur is. Habibi maakt op die manier zowel de heteronormatieve samenleving als de lgbt-gemeenschap bewuster van de specifieke moeilijkheden waar lgbt-moslims mee kampen buiten én binnen de lgbt-gemeenschap.

Dé lgbt-moslim bestaat niet. Wel bestaan Ilias, Jamila, Suhail, Serhat, Brahim, Deniz, Hajar, Yalda, Alisha en Khalid. Met Habibi schreef Wim Peumans geen boek óver hen maar mét hen

De stemmen uit Habibi confronteren lezers niet alleen met vooroordelen, maar tonen ook aan dat er niet zoiets bestaat als ‘dé ervaring van dé lgbt-moslim’. Wie Habibi leest, beseft dat lgbt-moslims geen homogene groep vormen, maar dat het verschillende individuen zijn die hun lgbt-identiteit elk op hun eigen manier ervaren. Dat blijkt duidelijk uit de korte intermezzo’s die de getuigenissen in het boek van tijd tot tijd onderbreken en die telkens vertrekken vanuit een thematische vraag, zoals ‘Komen lgbt-moslims liever niet uit de kast bij hun ouders?’ of ‘Hoe is het om te daten als lgbt-moslim?’. In die intermezzo’s zet Peumans de ervaringen van de verschillende geïnterviewde lgbt-moslims naast elkaar en deelt hij zijn eigen observaties. Zo worden niet alleen de gelijkenissen, maar ook de vele tegenstellingen tussen de getuigenissen duidelijk voor de lezer: hoe lgbt-moslims hun identiteit beleven verschilt van persoon tot persoon, maar ook per persoon door de jaren heen. Peumans slaagt erin om veralgemeningen te vermijden en de individualiteit van de ervaring van de lgbt-identiteit te tonen aan zijn lezers. Je kunt je afvragen of het bundelen van die individualiteit onder de noemer het lief en leed van lgbt-moslims onbedoeld een label creëert dat vervolgens als uitsluitingsmechanisme kan gaan dienen. Maar net in het naar buiten brengen van deze verhalen als deel van een groter geheel schuilen ook kansen tot erkenning voor mensen die zichzelf herkennen in de verhalen uit Habibi

Geen eenduidige conclusie

Met de vele getuigenissen, thematische intermezzo’s en de meer informatieve kaders die Peumans daarbovenop toevoegt en die hij bundelt onder titels zoals bijvoorbeeld ‘Kan je asiel aanvragen omdat je lgbt bent?’, leest Habibi niet zozeer als een boek dan wel als een gesprek. En hoewel het in een tijd van polarisatie een grote verdienste is om dialoog te verkiezen boven je eigen hoogste woord, zal dit mogelijks niet alle lezers smaken. Habibi confronteert lezers niet enkel met hun verwachtingen over (lgbt-)moslims, maar ook met hun verwachtingen over boeken. Van een boek, en zeker eentje dat voortvloeit uit een doctoraatsstudie, verwachten we nog steeds dat het ons ‘waarheid’ geeft. En van de waarheid verwachten we maar al te vaak dat ze geen tegenstrijdigheden bevat. Maar de werkelijkheid is dikwijls minder eenduidig dan we als lezers zouden willen. Habibi laat grootse conclusies achterwege, en toont ons in plaats daarvan die werkelijkheid: dé lgbt-moslim bestaat niet. Wel bestaan Ilias, Jamila, Suhail, Serhat, Brahim, Deniz, Hajar, Yalda, Alisha en Khalid. Met Habibi schreef Wim Peumans geen boek óver hen maar mét hen. 



Over de auteur:

Marthe Nelissen is arabist, vertaler en onderzoeker. Ik haar werk wil ze de Arabische en westerse cultuur met elkaar te verbinden. Meer over Marthe vind je op haar website: marthenelissen.be