We moesten ons hoofd tussen onze benen steken, anders zou men ons neerschieten en in de woestijn gooien
Mijn leven in Eritrea
Ik ben 25 jaar, geboren in Soedan en kom uit Eritrea in Oost-Afrika. Na de Eritrese onafhankelijkheidsstrijd in 1993 ben ik met mijn familie terug naar Eritrea gegaan. Maar die ‘’onafhankelijkheid’’ was naar mijn mening geen echte onafhankelijkheid.
Tot mijn achttiende leidde ik een normaal leven in Eritrea. Zoals elke jongere ging ik elke dag naar school. Maar wanneer je afstudeert als 17-, 18-jarige verandert alles. Iedereen die afstudeert moet naar de militaire school, de zogenaamde SAWA, gaan. Tijdens de militaire opleiding word je geregistreerd waarna je geen vrijheid meer hebt. Zij weten alles over jou, wat je doet, waar je bent, …
Na een jaar ‘mocht’ ik naar de universiteit gaan. Maar je bent niet vrij om een opleiding te kiezen. Zij kiezen die voor jou. Ik moest naar de marine-school. Maar ik wou geen marinier worden, want ik haat de zee. Maar omdat ik geen keuze had begon ik toch maar aan die studies. Deze opleiding lukte niet. Het eerste semester had ik slechte punten en moest ik iets anders gaan volgen.
Ze stuurden me naar een bouwbedrijf dat ik alleen maar kan beschrijven als pure slavernij: we moesten stenen dragen, we werden bewaakt, … Het leek wel of we mieren waren die steeds zware lasten op hun rug dragen. Ze laten je een contract ondertekenen waarin staat dat je een welbepaald aantal stenen naar de top van een berg moet dragen. Er gebeurden veel ongelukken. Heel veel mensen vielen, hadden gebroken ledematen, problemen met de rug, … Dit werk was zeer belastend en ik wist dat ik dit heel mijn leven moest blijven doen.
Dat zag ik niet zitten en ben er daarom mee gestopt. Maar daardoor liep ik het risico gearresteerd te worden.
Op een avond was ik op weg naar het huis van mijn ouders toen ik twee politieagenten tegenkwam. Die waren op patrouille in mijn dorp. Ze vroegen mijn identiteitspapieren. Omdat ik gestopt was met werken, waren mijn identiteitsgegevens vervallen en diende ik opnieuw naar SAWA te gaan om mij te laten registreren. Toen de politie vaststelde dat ik geen papieren had werd ik geslagen en een dag vastgehouden op een open veld in de blakende zon met alleen maar een bekertje water. Ze zouden me zeker terug sturen naar SAWA en daar zou ik gestraft worden. Ik voelde dat er iets verschrikkelijks met me ging gebeuren. Onderweg naar Sawa stopte de politieauto. Dat was voor mij een teken van God en ik sprong eruit en liep zo snel ik kon weg. Ik hoorde achter me nog een geweerschot, maar keek niet om. In de militaire school hadden ze me geleerd hoe ik moest ontsnappen. Ik had enorm veel geluk, maar was doodsbang dat ze me terug zouden oppakken Ze wisten alles over mij. Iedereen in mijn dorp kende me, ik kon dus niet terug naar huis.
Vluchten uit Eritrea
Na mijn ontsnapping bleef ik twee dagen bij mijn grootouders. Maar ik wist dat ik niet in mijn land kon blijven en dat ik moest vluchten. In Eritrea kan je zelfs niet naar een andere stad gaan zonder toestemming en zonder geldige papieren. Ik had twee keuzes: naar Ethiopië of Soedan. Ik koos voor Soedan, want dat is het dichtstbij. Ik nam de bus om dichterbij de grens te komen. Maar daar was er enorm veel controle, dus moest ik te voet de grens oversteken. Dat was enorm gevaarlijk. Ik kon gedood worden door grensbewakers, of gevangen genomen en verkocht worden door bendes die gespecialiseerd zijn in organenhandel: ze verwijderen een orgaan uit je lichaam en verkopen dat dan. Sterven door dorst, honger of roofdieren waren ook nog mogelijke scenario’s. Met andere woorden: ik nam een enorm risico. Ik stapte 23 uur aan één stuk door, want stoppen was te gevaarlijk.
Soedan
Het moment dat ik de grens overstak was heel overweldigend. Nooit gedacht dat ik ooit nog in een ander land zou komen. Maar ik zou mijn familie nooit meer terug zien, wat veel verdriet met zich meebracht. Ik bleef veertien dagen in de stad Kasala. Ik kleedde me zoals een lokale bevolking, sprak wat Arabisch (gelukkig kon ik dat een beetje) en leek één van hen. Maar de politie in Kasala is enorm corrupt waardoor ik weer gevaar liep om aan bepaalde bendes verkocht te worden. Dus ik vertrok weer, naar de hoofdstad Khartoem. Ik durfde geen bus te nemen, dus ging ik met een trucker mee. Met hulp van een vriend kwam ik in contact met iemand die ook naar Khartoem ging. De chauffeur vroeg me onderweg of ik iets wou eten of drinken, maar ik nam dit niet aan omdat ik hem niet vertrouwde. We deden er dertien uur over om de hoofdstad te bereiken. Daar bleef ik dertien maanden. Ik zag er enkele Eritrese vrienden die om dezelfde reden gevlucht waren. We huurden voor ons samen een kleine studio. Maar Eritrea en Soedan hebben goede contacten met elkaar. Elke dag zochten politieagenten buitenlanders en het werd steeds moeilijker om je te verstoppen. Zo pakten ze een van mijn vrienden op waardoor ik enorm bang werd en besloot om terug te vertrekken.
De weg naar Libië
Vijf dagen heb ik gereisd door de woestijn op weg naar Libië. Ik had heel veel geluk, want andere vluchtelingen doen er soms een maand over. Niemand van mijn medereizigers is gestorven, wat zeldzaam is. We reden met een honderdtal mensen in één grote vrachtwagen. In het begin kon ik maar op één been staan, terwijl ik me aan de zijkant vasthield. Alle plekken waren ingenomen. Nadien besloten we afwisselend te staan en te zitten, wat de reis iets dragelijker maakte.
Aan de grens van Tsjaad wachtten vijf pick-ups ons op om de reis verder te zetten. Daar weet men dat heel wat vluchtelingen naar Libië reizen. Er liggen bendes op de loer die geld van je eisen om de reis te mogen verder zetten. We moesten hier snel voorbij. We zaten met dertig mensen in één wagen. Het was bijzonder oncomfortabel. We werden met een touw aan de wagen vastgebonden zodat we er niet afvielen, net als bagage. De reis duurde lang en we hadden steeds minder water. Eén iemand werd heel ziek. We probeerden hem zoveel mogelijk water te geven, maar hij werd niet beter. Uiteindelijk lieten we de chauffeur stoppen en vroegen hem om meer water. We hadden een vriendelijke chauffeur die een halve liter kon missen. Door dat water overleefde mijn vriend de tocht.
Heel gelukkig was ik dat we al zo ver geraakt waren. We kregen veel water en we waren heel dankbaar dat we het overleefd hadden. Maar ik kan niet zeggen waar we waren. Op deze onbekende plaats bleef ik zeven dagen. Ook daar was het heel gevaarlijk. Iedereen had een geweer. Velen geraken deze plaats niet uit, maar ik had opnieuw geluk. We moesten er werken en werden af en toe geslagen, maar gelukkig maar voor zeven dagen.
De zwaarste reis
Het volgende stuk van de reis naar de hoofdstad Tripoli was het zwaarste stuk aller tijden. Opnieuw met veel in een pick-up. Achter in de wagen moesten we op één rij gaan staan en dan tegelijk gaan zitten. Daardoor zat iemand tussen jouw benen en jij tussen die van iemand anders . Dit was verschrikkelijk! Het was warm, iedereen was vies, mensen werden ziek, … De achterkant van de wagen werd afgesloten met een zeil. We moesten ons hoofd tussen onze benen steken, anders zou men ons neerschieten en in de woestijn gooien. Veel mensen braakten op elkaar en we konden niet naar toilet gaan. Verschrikkelijk! Vier dagen in die pick-up tot in Tripoli.
Tripoli
Veilig aangekomen in Tripoli, de hoofdstad van Libië, stelde ik vast dat ik geen blijvende schade had opgelopen tijdens de reis en dat ik dus opnieuw geluk had gehad. We kwamen aan in een vluchtelingenkamp, een oude marineschool. Ik kon niet geloven wat ik zag: duizenden Eritreeërs. Ik dacht dat ik alleen op de vlucht was, maar hier werd duidelijk dat dat absoluut niet zo was. Het deed deugd landgenoten te zien. Maar die nacht gebeurde er van alles. We hoorden geweerschoten en bommen. Het was toen 2014 en de situatie in Libië bleek uiterst gevaarlijk.
Op een avond drong er een bende binnen. Ze namen ons mee naar een open plein. Ze zouden ons overbrengen naar het Rode Kruis, maar dat was gelogen. Het Rode Kruis had geen vertegenwoordiging in Libië op dat moment.
Ik moest opnieuw vluchten. Ze zouden ons neerschieten als we probeerden te ontsnappen. Ik en een aantal vrienden maakten toch plannen om te ontsnappen. Vooral voor vrouwen was het heel gevaarlijk in Libië. Daarom hebben we één meisje meegenomen. Ver weg van de oude marineschool belden we een nummer dat we voordien van één van de chauffeurs kregen voor het geval er problemen opdoken. De contactpersoon gaf ons een schuiladres. Ook daar ontmoetten we veel vluchtelingen. Er was bijna geen plaats meer vrij om te slapen. Ik zag toch nog één plaatsje, maar in een grote plas water. Ik heb me er uiteindelijk toch te slapen gelegd. Drie dagen kregen we geen eten. We konden niet schuilen voor de zon, kregen amper eten en drinken en elke dag kwam er volk bij. Vijftien dagen zat ik daar.
Nadien werden we naar de zee gebracht. Iedereen was blij. We wisten dat we eindelijk naar Europa zouden gaan. Maar aan zee moesten we nog eens vijftien dagen wachten met een half stokbrood per 24 uur dat we met vijf personen moesten delen. Ook hier leden we veel honger. En ook hier kwamen er af en toe bendes die ons sloegen en vernederden.
De boottocht
Na vijftien dagen aan het strand vertrokken we eindelijk richting Europa in een heel oude grote boot, met twee scheepsdekken, die niet echt veilig leek. De mensen onderin de boot liepen een grote kans te sterven aan de uitlaatgassen van de motor en aan een gebrek aan zuurstof. Ik had een plekje op het eerste dek, en had dus opnieuw geluk. Na enkele dagen brak er storm uit. De boot zwiepte heen en weer en maakte water op het laagste dek. Mensen raakten in paniek en verdronken. De boot begon te zinken. Iedereen kwam naar het bovendek in de hoop gered te worden. Uiteindelijk vond een Italiaanse helikopter ons. We waren door het dolle heen: alles was eindelijk voorbij, ik was in Europa.
België
Italië heeft een slechte reputatie inzake vluchtelingen, dus ben ik naar België gekomen. Het was nooit mijn bedoeling om zo ver te reizen en ik wil zeker geen problemen veroorzaken in België. Maar ik hoop dat ik hier bescherming krijg zodat ik niet opnieuw moet vertrekken. Naar Eritrea zal ik nooit meer terugkeren, dat weet ik zeker.
Lees meer migratieverhalen in het dossier 'De mens achter de migrant'