Het licht van de namiddagzon schijnt zachtjes door de glazen koepel op het tafelkleed tussen ons in. Ze werd tweeënzeventig in april, mijn moeder. Ze schreef 25 jeugdboeken, zeven Vlaamse Filmpjes [een populaire en langlopende reeks korte jeugdboekjes, red.] en talloze kortverhalen voor in de krant en in tijdschriften. Mijn jongste herinneringen zijn die van haar aan de typemachine, het geluid van een schel belletje wanneer ze aan de volgende alinea begon, de blauwe dunne vellen carbonpapier tussen de witte papieren om een kopie te hebben, de manuscripten naast haar met aantekeningen en verbeteringen op.
Om brood op de plank te krijgen zat ze aan diezelfde typemachine, ze deed beëdigde vertalingen voor de rechtbank: Nederlands, Frans, Engels en Duits.
Haar boeken gingen meestal over de kloof tussen twee werelden. Dat ging dan over kinderen en jongeren met een Marokkaanse origine die hun weg zochten, maar evengoed verschenen er boeken over een blinde moordenaar, een hond in Zwitserland, lynxen in Kroatië of een straatkind in Athene. Andere culturen, dieren en generatiekloven… zo kan je het wel samenvatten.
Op de achtergrond staat Radio Nostalgie op, omdat 'daar het minste tussen de muziek door gezeverd wordt.'
“Zet ik de radio af?” vraagt mama.
Ik knik, zij zucht theatraal, en zet hem dan af.
“Stel je vragen maar hè bolleke, en dan kunnen we er terloops à fur et à mesure dingen tussen zetten.”
Een vreemde in huis
Haar vader was een zeeman, die nadien manager werd van een havenbedrijf. Haar moeder was een volgzame huisvrouw. Ze had een oudere zus. Als kind hoopte ze vurig dat ze geadopteerd was, want ze voelde zich een vreemde eend in de bijt. Haar ouders waren heel bourgeois, heel 'gemaakt'. Wanneer er bezoek kwam ging de barkast open, en wat begon als een deftige avond eindigde in oppervlakkig geschater. Mijn moeder vond het allemaal hypocriet. Er werd nooit echt gepraat, het ging over het eten, de schoolresultaten… ze miste authenticiteit. Ze gingen veel op reis, en altijd op hotel. Elke avond opkleden om op restaurant te gaan, dat zag ze als 'dédain'. Ze ging niet graag op reis met hen.
Mama zocht altijd naar meer diepgang in het leven dan hoe haar ouders de dagen doorbrachten. Ze las al toen ze vier was. Het begon met prentenboeken en strips, en evolueerde met de jaren. “Ik las alles wat los en vast zat,” blikt ze terug.
In het vijfde leerjaar las ze 'Schuld en boete' van Dostojevski, om dan verder te gaan met de Ilias en Odyssee van Homerus. Ook Anna Karenina van Leo Tolstoy ontdekte ze in die periode. Haar vader had een abonnement op Der Neue, een Duits tijdschrift, dat ze graag doornam. De boeken die haar visie op de wereld tekenden, waren 'De hut van oom Tom' van Harriet Beecher Stowe, 'Alleen op de wereld' van Hector Malot en 'Oliver Twist' van Charles Dickens. Wanneer ze er nu op terugkijkt, heeft ze zich altijd verbonden gevoeld met kwetsbare groepen. Die verbondenheid vond ze ook terug in muziek, zoals het nummer 'Ben ik te min' van Armand. “Mijn vader reed ook met een grote kar,” merkt ze droog op.
Mama schreef 'Manuel de circusjongen' toen ze twaalf was, over een jongen die in een circus woont zonder biologische ouders. Hij groeit op in een pleeggezin van 'jan m'n tuute'. Op een dag beslist hij weg te lopen met zijn leeuwenwelp. Jaren later speelt ze dat script kwijt.
Ze zegt: “Ik was altijd heel begaan met mijn personage wanneer ik aan een boek schreef. Manuel is nooit uit mijn gedachten gegaan. Ik ben er terug aan begonnen toen ik jullie kreeg. Weet je, je bent voortdurend met dat verhaal bezig. Het was inspirerend, telkens ik me achter de machine zette vloeiden de woorden eruit, als een geest die me overnam. Ik heb nooit veel moeten verbeteren aan mijn boeken, als ik te veel moest verbeteren was er iets niet juist. Mijn boeken zijn mijn matekes.”
Mijn moeder ging op haar eenentwintigste alleen wonen. Dat jaar leerde ze mijn vader kennen en niet lang erna trokken ze samen naar Marokko. Mama herinnert zich van die eerste reis vooral dat er heel veel volk was, al die familie en buren en kennissen. Het was er warm, het was er tof en het was er zo anders dan wat ze gewend was. De familie van mijn vader onthaalde haar hartelijk. Ze waren nieuwsgierig, er waren toen niet zo veel witte mensen die naar Marokko gingen, en al zeker niet in rurale gebieden. De kinderen liepen toen nog kirrend achter haar aan.
Thuiskomen
Bij mijn vader vond ze alles dat ze thuis niet had. Hij was hartelijk, de nonchalance zegevierde en het was nooit 'chique'. Haar vader was radicaal tegen 'vreemdelingen', dat zal ook wel gespeeld hebben. In hoeverre daagde ze hem uit? Ik zou het voor haar niet kunnen invullen, ik zag mijn grootvader de eerste en de laatste keer in het mortuarium. Hij brak met haar omdat ze met een Marokkaan trouwde, en ze heeft hem 28 jaar niet gezien. Desalniettemin stonden alle boeken die mijn moeder ooit publiceerde netjes in zijn boekenkast.
De boeken over Marokko, die is ze beginnen schrijven toen ze mijn vader leerde kennen. Door hem – en later ook door ons – voelde ze zich verbonden met Marokko. “Als je er op bezoek gaat als toerist, ga je op hotel en eet je frieten met mayonaise,” vertelt ze. “Ik zat er met je vader op het erf van je grootouders, bij de familie. Ze leerden me de taal, de cultuur en de gewoontes. En jullie groeiden er deels mee op."
Ik moet grijnzen wanneer ze dit vertelt. Het doet me denken aan de soeks tijdens onze ellenlange zomervakanties, waar mama telkens vlot in Darija afpingelde. De reacties van de verkopers waren uiteenlopend, en altijd grappig.
Ze besliste om het manuscript van Manuel de circusjongen in te sturen bij Standaard Uitgeverij. In afwachting van een reactie schreef ze 'Het Marokkaanse jongetje'. Ze verwerkte de verhalen van mijn vader erin, en combineerde dat met wat ze zelf meemaakte in Marokko. Zo herinnert ze zich dat ze eens met mijn vader op een terras in Berkane zaten, de stad vlak bij het dorp waar hij vandaan kwam. In de bosjes naast het tafeltje was een hond aan het bevallen. Dat is in het boek terechtgekomen.
“Het hoofdpersonage Driss wordt opgevangen door zijn grote broer, die naar Europa trekt en belooft hem ooit te komen halen. Het is een soortgelijk verhaal als dat van je vader, hè? Hij volgde ook zijn broer naar hier,” glimlacht ze.
De publicaties
De toenmalige redacteur van Standaard Uitgeverij, Ysbrand Stasse, nodigde haar uit het manuscript van Manuel de circusjongen te bespreken. Ik herinner me hem, we gingen er soms op bezoek toen hij al ver in de tachtig was, ze hebben altijd contact gehouden met elkaar.
Ik moest naar het bureau gaan om het contract te tekenen, en daar vroeg meneer Stasse waarom ik de naam van mijn man niet overnam, want dat klonk 'exotisch'
“Hij vond het een inspirerend boek, hij dacht dat ik in het circus werkte.” Mijn moeder proest het uit. Meneer Stasse zei dat ze het terug moest meenemen om het te verbeteren. “Die gaat dat niet uitgeven,” dacht ze, dus haalde ze het manuscript van Het Marokkaanse jongetje uit haar tas. meneer Stasse was ietwat verbaasd dat ze al een nieuw verhaal bij had.
Drie weken nadien rinkelde de telefoon: “We geven het uit, het is eens wat anders dan die Jannekes en Miekes!” Waarop mijn moeder antwoordde: “Je mag het uitgeven als je ook Manuel de circusjongen uitgeeft.”
Ze kan niet zeggen welke van haar boeken haar favoriet is – "dat is zoals vragen welk kind je prefereert" – maar ze beaamt dat Manuel de circusjongen haar het nauwst aan het hart ligt. “Manuel heeft me leren schrijven,” verklaart ze die toegeving.
Ze gaat verder: “Ik moest naar het bureau gaan om het contract te tekenen, en daar vroeg meneer Stasse waarom ik de naam van mijn man niet overnam, want dat klonk 'exotisch'. Ik vond dat niet erg, what’s in a name, en deed het. Ceulemans is nu ook niet echt een naam om over naar huis te schrijven, en je vader vond dat heel tof.”
Wanneer de toespraken begonnen en ze rond kwamen met hapjes en champagne, knepen mijn ouders er tussenuit en dwaalden verder door de gangen
Het Marokkaanse jongetje werd in juni ‘78 gepubliceerd en won meteen de 'Prijs van de provincie Antwerpen', dat was 60.000 Belgische frank. Ze werd uitgenodigd op de opening van de boekenbeurs, toen was dat nog een 'elitaire bedoening'. Het was er rustig, de aanwezigen waren voornamelijk schrijvers en uitgevers, een select groepje. Mijn ouders hadden beslist om in djellaba te gaan, ze vonden dat grappig. Er waren veel auteurs, waar mijn moeder niemand van kende, en die hadden allemaal hun boek bij zich. Dat verbaasde haar. Wanneer mijn mama dit begint te vertellen, probeer ik telkens te doen of ik het voor het eerst hoor, terwijl ik het verhaal intussen uit mijn hoofd ken. Meneer Stasse vroeg haar waar haar boek was, en mijn moeder begreep niet wat het nut ervan was om daarmee rond te lopen. Meneer Stasse is er dan een gaan halen van de boekenstand. De minister van Nederlandse Cultuur en van Vlaamse aangelegenheden Rika De Backer (CVP) stapte toen op hen af. “Ze vond ons waarschijnlijk een raar koppel, en ze dacht eerst dat uw vader de schrijver was,” schatert ze. “Uw vader heeft haar dan het boek gegeven dat wij gekregen hadden van meneer Stasse.”
Wanneer de toespraken begonnen en ze rond kwamen met hapjes en champagne, knepen mijn ouders er tussenuit en dwaalden verder door de gangen.
“Voor mij was dat een zalig moment, al die gangen waar al die boeken stonden, en er was niemand. Niemand. We waren twee vreemde vogels tussen al die verhalen.”
De (h)erkenning
Toen ik jong was, gebeurde het regelmatig dat me gevraagd werd of ik 'de dochter van' was. Mijn moeder kreeg wekelijks brieven in de bus van tieners en leerkrachten die vragen hadden over haar boeken of over zichzelf. Soms zaten er tekeningen bij. Ze antwoordde altijd persoonlijk en met aandacht. Het gebeurde ook dat er plots iemand aan de deur stond die met haar wilde praten, nadat die een van haar boeken had gelezen. In die tijd kon je het adres van een auteur gewoon opvragen, omdat je dan een brief kon sturen.
De brieven zijn gestopt, nu komt er af en toe nog een mail binnen. Dan zijn het volwassenen die haar boeken zoeken omdat ze willen dat hun kinderen die ook lezen. De jonge generatie kent de boeken van mijn moeder niet. Soms gebeurt het dat een leeftijdsgenoot het opmerkt, of dat ze vermeld wordt in een artikel. Dan komt er meestal een reactie in de trant van: “Haar boeken waren de enigen waarin ik me een beetje herkende.” Ik vraag haar of ze zich daar bewust van is.
Ze antwoordt: “Ik schreef in het begin over kinderen en jongeren die in Marokko woonden. Het Marokkaanse jongetje gaat daarover, net als 'Krimo de schoenpoetser' en 'De tent van Bachir'. Ik ben pas later beginnen schrijven over jongeren die naar hier kwamen, bijvoorbeeld in het boek 'De zweep' en 'De stille wereld van Yamina', waarin een doof meisje symbool staat voor de volledige verandering van wereld wanneer je naar hier komt. Nog later begon ik te schrijven over jongeren die hier geboren waren, zoals 'Het huis van Balou' en 'Aan de andere kant van het water'. Het is gewoon zo gegroeid omdat de wereld om me heen zo groeide. Ik was me er heel bewust van dat jullie een Marokkaanse naam hadden, en ook op school werden jullie regelmatig gediscrimineerd. Ik wilde met mijn boeken vooral begrip creëren voor Marokkanen die naar hier kwamen, ik wilde aankaarten waarom het voor die groep moeilijk was om hun leven op te bouwen, ik had niet door dat het met de tijd een spiegel werd voor jongeren die hier al waren. Ik kreeg ook tegenwind, vooral bij het boek De zweep. Het gaat over een jongen die mishandeld wordt door zijn vader. Dan moest ik uitleggen dat het niet is omdat je schrijft over een situatie, je het dan over de hele groep hebt. “
Ze wisselde af, nu eens schreef ze over jongeren met een Marokkaanse origine, dan weer over iets anders. Ze liet zich gemakkelijk inspireren door dingen die in het nieuws gebeurden, zoals bij het boek 'Berlijn', waar ze aan begon de dag nadat de muur viel. Dat boek schreef ze op drie weken. Of 'De schaduw van een droom', naar aanleiding van de eerste proefbuisbaby baby Brown die geboren werd, wat toen groot nieuws was (nu heet dit in vitrofertilisatie of IVF). Ze was een pionier op verschillende vlakken in België, zo was 'Japanner over de vloer' het eerste boek met een digitale cover, 'Yamina’s doorbraak' het eerste boek dat online werd uitgegeven in België en 'Cyberlief' het eerste jeugdboek dat over online daten ging.
Aan de andere kant van het water werd vertaald in het Deens, Noors, Duits en Spaans. Met dit boek won ze in 1990 de Prijs van de provincie Antwerpen, de Prijs van Beringen, en het werd bekroond door de Kinder & Jeugdjury Vlaanderen. En 'De ster van Napels' werd uitgegeven in braille.
De breuk
Toen mijn ouders uit elkaar gingen, schreef mama haar eerste roman 'Om de lieve vrede'. Die gaat over haar leven met mijn vader, het is een heftig boek want ze hadden een moeilijke relatie. Mijn vader had borderline en mijn moeder is een waanzinnige je-m’en-foutiste. Ik heb het boek zelf nooit gelezen. Wanneer ik haar vraag waarom ze zo’n intiem portret publiceerde, schatert ze: “Intiem? Realistisch bedoel je! Nee, dat was een grapje. Eerst wilde ik het niet publiceren. Maar dan bedacht ik: ik ben naast een moeder en een vrouw ook een schrijfster.”
Mijn neef vervoerde de kist naar de begraafplaats in de laadbak van zijn oude Peugeot
Mijn vader overleed bijna drie jaar geleden onverwacht aan een hersenbloeding, ik merk op hoezeer hun leven én haar boeken met elkaar vervlochten waren.
Ze knikt: “Jouw papa en ik, ondanks en dankzij alles, heeft die relatie ons leven verrekt en verrijkt. Ik ben op het einde mee met zijn lichaam naar Marokko gevlogen, en heb hem begraven, zoals ik hem altijd beloofd heb.” Dat klopt, ze heeft toen aan de luchthaven in Marokko nog een hele discussie gehad met de chauffeur van de lijkwagen die zijn kist naar een moskee in de stad wilde brengen. Mama wilde dat hij voor het laatste gebed naar de kleine moskee in het dorpje werd gebracht, waar hij opgroeide. Ze hebben haar haar goesting gegeven, op voorwaarde dat zij het vervoer naar de begraafplaats regelde, wat ze dan ook deed. Mijn neef vervoerde de kist in de laadbak van zijn oude Peugeot, wat toch nog zorgde voor een grappige noot op een emotioneel beladen dag.
Ik vraag waarom ze al enkele jaren niet meer schrijft.
“Omdat ik genoeg geschreven heb. Ik heb alles geschreven wat ik wilde schrijven.”
Ik dring aan, is er echt niet één boek dat ze toch nog wil schrijven?
Ze denkt na: “Een goede thriller misschien... Ik probeerde het met 'Blinde woede', maar ik ben zo begaan met mijn personages dat ik er geen psychopaat van kan maken.” Het is even stil. Dan zegt ze: “En een erotisch boek, omdat goede erotiek me wel aanspreekt. Geen Emanuelle's of tinten grijs of zo, maar een goed erotisch boek.”
Ze mist het schrijven niet, want moest dat zo zijn, zou ze het wel doen. Het is niet dat ze geen tijd heeft. Ze leest liever dan dat ze schrijft, dat is altijd zo geweest. Ik herinner me de uitstappen naar de bibliotheek op het Laar in Borgerhout, de baliebediende die sigaren rookte en de geur ervan die in de boeken bleef hangen. Ik herinner me de stapels boeken die mijn moeder altijd meenam, ze verslond ze een voor een. En als er dan een heel goed boek bij was, vertelde ze ons het verhaal. Dan zei ze dat de beste schrijver degene is wiens aanwezigheid je niet voelt tijdens het lezen.
Als een kind wacht ze ongeduldig op alle verhalen die nog geschreven moeten worden. “Nu hebben de mensen in kwetsbare groepen de kans om zelf het woord te nemen. Mensen die op de vlucht waren bijvoorbeeld, ik wil hun boeken graag lezen,” zegt ze.
Ik vraag haar wat ze – naast puzzelen en lezen – nog graag doet tegenwoordig. Ik vraag het ietwat smalend, want ik weet het antwoord.
“Ik speel Minecraft, ik draai een server waar 3.700 mensen een account op hebben, ze komen van over de hele wereld. Internet is een goede manier om contact te leggen met mensen. En omdat ik zo graag game, heb ik contact met jonge mensen via stream. Dat houdt me bij de pinken. Nieuwe spelers vragen me steeds of ik niet te oud ben om te gamen, dan zeg ik: I played the games before you were born!” Ze schatert het uit.
Als plotwending mag dit wel tellen, vind ik.
Nicole Boumaâza komt aanstaande zaterdag om 16:00 voorlezen uit eigen werk, tijdens de feestelijke opening van de antiracistische bibliotheek in Toko139. Schrijf je hier in via Eventbrite!
Over de auteur:
Habiba Boumaâza studeerde af als opvoedster, en volgde nadien de opleiding Film- en Videokunst aan de Kunstacademie van Antwerpen. Verschillende audiovisuele kunstprojecten/installaties/workshops/lezingen rond sociale thema's volgden. Als inhoudelijk medewerkster werkt ze voornamelijk rond mensen op de vlucht, mediawijsheid, kunst en kwetsbare groepen. Ze neemt ook de contributors onder haar vleugels.