Het verhaal van een kleine jongen die zijn ouders voor de rechtbank daagt, is misschien wel één van de meest aangrijpende films van het jaar. Capharnaüm, van de Libanese Nadine Labaki, veroverde sinds de première al het ene hart na het andere, kreeg in Cannes een staande ovatie die maar liefst 15 minuten duurde en maakt ook grote kans om straks de Oscar voor beste buitenlandse film te winnen.
In een rumoerige rechtzaal wordt een kleine, tengere jongen in handboeien naar voor begeleid. Zijn naam is Zain. Zijn leeftijd wordt op 12 jaar geschat. Zekerheid is er daar echter niet over want zijn geboorte werd nooit geregistreerd en hij heeft dus geen geboorteakte. Toch belet dit hem niet om luidop van zich te laten horen. “Ik woon momenteel in de gevangenis omdat ik een klootzak heb neergestoken!”, verklaart hij zonder schroom aan de zaal. Veel meer uitleg wordt er niet gegeven en om de kijker nog meer in de war te brengen blijkt even later zelfs dat hij eigenlijk niet de beklaagde is in de zaak maar juist het tegenovergestelde. Met priemende vinger wijst hij naar het echtpaar dat naast hem voor de rechter staat: “Ik wil mijn ouders aanklagen omdat ze mij op de wereld hebben gezet!” – zo begint Capharnaüm aan een relaas dat niet zo zeer een direct politiek protest is, maar eerder warm oproept tot emphatie voor die meest kwetsbare groep van mensen, zij die in de schaduw van de maatschappij leven, de papierlozen.
De kinderen in Capharnaüm zijn geen van allen geregistreerd en worden door geen enkele wet beschermd. Zo ook dus de kleine Zain. Hij droomt ervan om naar school te gaan, maar ziet zich genoodzaakt om in plaats daarvan allerlei baantjes aan te nemen om zijn familie te helpen. Zijn ouders lijken zich neergelegd te hebben bij hun miserie en bekommeren er zich amper om om een degelijk leven te voorzien voor hun talrijke kroost. In de harde straten van Beiroet heeft Zain geleerd om van zich af te bijten: hij is pienter, brutaal en schuwt ook grof taalgebruik niet om zijn mannetje te kunnen staan. Wanneer hij, met zijn hart in stukken en zijn schamele bezittingen in een plastic tas, het ouderlijk huis verlaat, ontmoet hij de Ethiopische immigrante Rahil en haar (eveneens niet-erkend) zoontje, Yonas.
Libanon vangt vandaag een van de grootste aantallen van vluchtelingen op. De officiële cijfers spreken van miljoenen Palestijnen, Syriers, Ethiopiers en anderen. Maar officieus zijn het er eigenlijk nog zoveel meer. Capharnaüm gaat over zij die niet onder de cijfers vallen, zij die daardoor ook geen hulp kunnen krijgen. Want, zo wil de wrede werkelijkheid, als je niet bestaat op papier dan besta je gewoonweg niet.
Nadine Labaki (°1974) groeide op in Libanon en studeerde film aan het prestigieuze Saint Joseph University in Beiroet. Ze is één van de weinige prominente filmmakers uit de Arabische landen die geen onderwijs genoten in het Westen. Een gemeenschappelijk thema in bijna al het werk van Labaki is het aanhalen van maatschappelijke thema’s die dicht bij huis staan voor haar. In de politiek gevoelige vaarwateren van het Midden-Oosten is dit niet altijd een evident karwei. Labaki kiest er in haar werk dan ook voor om een duidelijk politiek standpunt te vermijden en haar films slaan eerder een zacht melodramatische toon, soms ook besprenkeld met wat tedere humor. In Capharnaüm is dit niet anders. De film tracht vooral de humanitaire snaren van haar kijkers te raken.
Labaki en haar team spendeerden maar liefst vijf jaar aan de voorbereiding van Capharnaüm. Ze bezochten de sloppenwijken van Beiroet en interviewden de bewoners. Zo kwam Labaki dan ook op de titel. In de hele film wordt er nergens expliciet naar verwezen, maar in de Bijbel is Capharnaüm de naam van een stadje aan het Meer van Tiberias, niet ver van Nazareth, dat door Jezus vervloekt werd omwille van hun gebrek aan vertrouwen in hem als messias. In de Franse literatuur gebruikt men het woord om een situatie weer te geven die zo chaotisch is dat het wel de hel op aarde lijkt. Bij het zien van de verschrikkelijke omstandigheden waarin immigranten, vluchtelingen en dus vooral kinderen verbleven, kon Labaki het niet anders verwoorden dan met Capharnaüm. Het werd de titel van haar film nog voor ze aan het scenario begon.
Hoewel het verhaal van Capharnaüm fictief is, bestaat de cast bijna voltallig uit niet professionele acteurs die min of meer dezelfde achtergrond hebben als de personages die ze spelen. Daarin zit ook de genialiteit van Labaki. Door haar acteurs te doen putten uit hun persoonlijke ervaringen, slaagt ze erin een hun personages een zekere gelaagdheid te verschaffen. Zo wordt de rol van Zain verbluffend neergezet door een Syrische vluchteling, Zain Al Rafeea, die door het casting-team van Labaki werd ontdekt toen hij op straat aan het spelen was. Ook Yordanos Shiferaw (Rahil) is, net zoals haar personage, in werkelijkheid een Ethiopische immigrant. Ook Kawtar Al Haddad, die de moeder van Zain speelt, zetten een sterke prestatie neer. Zij brengt haar personage met zo’n intensiteit over op het scherm dat het moeilijk te geloven is dat het haar eerste keer voor een camera was.
Met Capharnaüm won Nadine Labaki inmiddels wereldwijd al meerdere prijzen, waaronder de North Sea Port Publieksprijs op het Film Fest Gent en ook de Jury Prijs op het afgelopen Cannes Film Festival. Op dat laatste festival is ze trouwens geen onbekende. In 2005 deed ze er al een residentie van zes maanden die resulteerde in haar eerste langspeelfilm, Caramel (2007). Zo’n tien jaar later mocht ze deel uitmaken van de jury voor het Un Certain Regard gedeelte. Met de Jury Prijs dit jaar bewees Labaki dat ze haar plaats op Cannes dubbel en dik verdient. Ze schreef er ook geschiedenis als de eerste vrouwelijke filmmaker uit de Arabische landen om met zo’n grote prijs aan de haal te gaan. Ook de muziek in Capharnaüm is trouwens meermaals gelauwerd. En terecht, want de score die Khaled Mouzanar (ook ook Labaki’s partner en coproducent) schreef voor de film kan zelfs de hardnekkigste harten niet onberoerd laten. Zakdoekjes sterk aangeraden.