Geeft Liyana een stem aan niet-gehoorde kinderen?

Liyana, een documentaire van Aaron en Amanda Kopp, mengt animatiefilm met de getuigenissen van kinderen uit een weeshuis in Swaziland. Openhartige gesprekken, mooie beelden, maar helaas ook een bevestiging van vele clichés over 'Afrika'.

De film laat wel zien welke mechanismen dat mogelijk maken.  

‘Een stem geven’ is een nobele en populaire doelstelling. Er zijn namelijk veel onderdrukte groepen wiens stem ontbreekt en daardoor worden onwetendheid en stigma’s over hen niet uitgedaagd.

Er bestaan overal in de wereld ontelbare organisaties met een vergelijkbare doelstelling, maar ‘een stem geven’ klinkt eenvoudiger dan het is: onderdrukte groepen worden vaak bedreigd waardoor ze zelf niet zo snel het woord zullen willen nemen. Onderdrukte groepen worden vaak niet ernstig genomen, wat hun eventuele participatie ontmoedigt. Onderdrukte groepen hebben vaker dan niet macht noch toegang tot middelen, waardoor hun stem niet alleen wordt verzwegen, maar ook gemanipuleerd, verkeerd geframed of selectief naar buiten gebracht om uiteindelijk dezelfde stigma’s en onwetendheid over hen te blijven voeden.

In film is ‘stem geven’ een lastige en gevoelige onderneming, zowel in fictie als in documentaire, waar issues zoals misrepresentatie en onvolledigheid om de hoek loeren. Eens een buitenstaander een of andere gemeenschap binnendringt om hun verhaal te delen met de wereld – weliswaar bewogen door een goed bedoelde en terechte urgentie – gaan alle alarmbellen af om te bewaken dat er geen etnografisch voyeurisme of andere kwalen plaatsvinden.

Eens een buitenstaander een of andere gemeenschap binnendringt om hun verhaal te delen met de wereld – weliswaar bewogen door een goed bedoelde en terechte urgentie – gaan alle alarmbellen af om te bewaken dat er geen etnografisch voyeurisme of andere kwalen plaatsvinden.

Er zijn strategieën om dichter te komen bij de realiteit van dergelijke groepen. In eerste instantie, de empowerment van mensen uit de gemeenschap die hun verhaal willen vertellen, en zelf bepalen hoe ze dat doen. Samson en Delilah (Warwick Thornton, 2009) en Atanarjuat: The Fast Runner (Zacharias Kunuk, 2001), respectievelijk geplaatst in de Kaytetye gemeenschap in Centraal-Australië en de Inuit-gemeenschap in Canada, zijn daar voorbeelden van. Native cinema of indigenous film zijn verzamelnamen voor technieken en strategieën om zo respectvol mogelijk tewerk te gaan in de representatie van kwetsbare groepen en hun verhalen. Films zoals Ixcanul, Tanna en El Abrazo de la Serpiente kaderen in dat proces van langdurige inleefperiodes, co-creatie en mede-eigenaarschap. Het zijn films die lastige waarheden niet uit de weg gaan, maar tegelijk aanvullen met een uniek perspectief en vaak ook een sterke dosis van ‘andere’ lastige waarheden.

Liyana, een documentaire voor jong en oud gemaakt door Aaron en Amanda Kopp, is zo’n poging om een stem te geven, deze keer aan weeskinderen in Swaziland, met een mix van kwalitatieve animatiefilm en openhartige, boeiende en vaak ook grappige gesprekken met de kinderen. Meer dan een geslaagde oefening in een stem geven, is Liyana een voorbeeld van hoe fouten in de representatie van bevolkingsgroepen ontstaan en hoe mainstream narratieven opgelegd worden aan anderen en de mogelijkheid van alternatieven van tafel wordt geveegd.

In Liyana staat een groep kinderen centraal, de bewoners van een weeshuis in ruraal Swaziland. In samenwerking met een begeleidster (de gerenommeerde Zuid-Afrikaanse vertelster, actrice en anti-apartheidsactiviste Gcina Mhlophe) volgen ze een creatief traject dat bedoeld is om een verhaal te creëren. Naast het visueel ontwerpen van een heldin, Liyana, ontwikkelen ze ook een verhaallijn waarin hun (soms traumatische) ervaringen, angsten en dromen aan bod komen. De dappere Liyana, met trotse krullen en traditionele accenten in haar kledij, begint aan een queeste om haar tweelingbroers uit de klauwen van een gevaarlijke bende te bevrijden. De vele obstakels in de weg overwint ze dankzij haar volharding en de hulp van een trouwe, zilvergrijze buffel. Tot zover klinkt het verhaal meer dan positief; het klinkt geweldig. Zeker als je weet dat de makers hier acht jaar aan gewerkt hebben.

De film bestaat niet alleen uit de opnames van de werksessies en afzonderlijke interviews met de meest cameragenieke kinderen van de groep: de filmmakers kiezen ook voor computeranimatie als een manier om hun verbeelding te illustreren. Denk aan de esthetische zoektocht van Waltz with Bashir. Op visueel vlak is het resultaat erg aantrekkelijk. Maar de registratie van het proces, van het tot stand komen van het verhaal geeft ons ook een inkijk in de mechanismen van narratieve hegemonie.

De kinderen worden namelijk gestuurd om één verhaal te vertellen. Ze moeten bij wijze van spreken een verhaalsjabloon invullen. Zo is er één held(in) in plaats van een collectief. Zo zijn er hindernissen en vijanden die in hun verbeelding ingevuld worden met clichés van hoe die slechteriken eruit zien. Zo ontstaat voor onze ogen, uit monde van deze kinderen, het zoveelste clichébeeld over ’Afrika’, bevolkt door dronken, gewelddadige vaders, adembenemende landschappen en aids. De kinderen zijn het gezicht van deze film maar ze hebben nul controle over het resultaat, noch over het proces. We krijgen ook niet te weten hoe dit huis en deze kinderen geselecteerd werden om de hoofdrol te spelen.

Zo ontstaat voor onze ogen, uit monde van deze kinderen, het zoveelste clichébeeld over ’Afrika’, bevolkt door dronken, gewelddadige vaders, adembenemende landschappen en aids.

De kijker wordt op deze manier gemanipuleerd om dit verhaal te aanvaarden. Het zijn voor ons de kinderen die dit allemaal vertellen, die alle beslissingen nemen, niet de filmmakers. We worden niet bewust gemaakt van het nauwe kader waarin de kinderen hun verhaal moeten verzinnen. We worden geplaatst voor een hartverscheurende keuze: omarmen we een ‘zeldzame Afrikaanse heldin’ waar zoveel kinderen nood aan hebben, als dat betekent dat kwalijke vooroordelen bevestigd worden?

Het probleem is niet het verhaal, het zijn tenslotte legitieme keuzes van de jonge scenaristen. Het zijn voor een deel ook hun verhalen, hun ervaringen en trauma’s die erin worden verwerkt. Het probleem zit hem in de structuren, ook de narratieve structuren, die het onmogelijk maken om te ontsnappen aan de vooroordelen over ‘Afrika’.

Liyana is ongetwijfeld vertrokken vanuit de best denkbare intenties, maar herhaalt alle fouten die uiteindelijk tot een single story over ‘Afrika’ leiden. Het verschil is wel dat het proces deze keer gedocumenteerd wordt, dat Liyana tegelijkertijd ook een Making of Liyana is. En dat geeft ons de mogelijkheid om te begrijpen in welke vallen we trappen wanneer we een ‘stem willen geven’ aan anderen.

Liyana, een film van Aaron en Amanda Kopp, nu in de bioscoop.