Slachtoffers van geweld dat veroorzaakt werd door politieke of economische tegenstanders worden bijzonder breedvoerig besproken, terwijl slachtoffers van vergelijkbare gewelddaden die door de eigen overheid werden uitgevoerd, sterk genegeerd of afgewimpeld worden.
De berichtgeving over conflicten wordt in grote mate gedreven door een onderscheid tussen ‘waardevolle’ en ‘waardeloze’ slachtoffers.
Dit onderscheid zorgt er voor dat vergelijkbare slachtoffers niet altijd dezelfde aandacht krijgen. Slachtoffers van geweld dat veroorzaakt werd door politieke of economische tegenstanders worden bijzonder breedvoerig besproken, terwijl slachtoffers van vergelijkbare gewelddaden die door de eigen overheid werden uitgevoerd, sterk genegeerd of afgewimpeld worden.
Een slachtoffer blijkt dus mediatiek ‘waardevol’ wanneer zijn/haar verhaal de doelstellingen van het politiek-economische beleid en het gangbare vijandbeeld versterkt. Een slachtoffer blijkt daarentegen mediatiek ‘waardeloos’ wanneer zijn/haar verhaal het gangbare vijandbeeld doorbreekt of de doelstellingen van het politiek-economische beleid in de weg staat. Dat geldt niet alleen in kwantitatieve termen, waarbij de hoeveelheid berichtgeving over ‘waardevolle’ slachtoffers de berichtgeving over vergelijkbare, maar ‘waardeloze’ slachtoffers ver achter zich laat. Het geldt eveneens in kwalitatieve termen, waarbij de berichtgeving en opiniemakerij over ‘waardevolle’ slachtoffers bijzonder uitgebreid, gedetailleerd, expressief en emotioneel zal gebeuren terwijl de ‘waardeloze’ slachtoffers summier, algemeen, objectiverend en zakelijk behandeld worden.
Deze dynamiek werd voor het eerst besproken in het boek Manufacturing Consent, één van de klassiekers van media-analyse en –kritiek, geschreven door Edward S. Herman en Noam Chomsky. De bewijslast die ze aandragen, is immens. Het patroon steekt telkens opnieuw de kop op in allerhande verslaggeving van conflicten over de hele wereld. Of de mediakanalen meer aan de rechter- of de linkerzijde van het politieke spectrum staan, is daarbij trouwens van weinig tel. Het gaat om een algemene tendens.
Als sprekend voorbeeld van de manier waarop dit alles in zijn werk gaat, kunnen we het journalistieke gebruik van het woord ‘genocide’ wat verder analyseren. Want ook dit woord, waarvan men zou verwachten dat er heel omzichtig mee omgesprongen wordt, laat zien hoe het vooral gebruikt wordt om ‘waardevolle’ slachtoffers te omschrijven en zo het verschil met ‘waardeloze’ slachtoffers te benadrukken.
Het gebruik van het woord ‘genocide’
Juridisch wordt het woord ‘genocide’ vrij strikt gedefinieerd. In internationale gerechtshoven spreekt men van een genocide wanneer er sprake is van een politiek georkestreerde en gerichte poging om een bepaalde bevolkingsgroep vanwege zijn specifieke nationale, etnische, culturele of religieuze achtergrond uit te roeien door ze te doden, fysiek of mentaal te beschadigen, hun levensomstandigheden onmogelijk te maken, hun kinderen weg te nemen of hun procreatie onmogelijk te maken.
Het algemene gebruik van het woord – ook in de media – beperkt zich echter niet tot de juridische criteria. Of er bijvoorbeeld sprake is van een duidelijke politieke orkestratie is niet altijd van belang. Ook de specifieke intentie is niet altijd een criterium om het woord al dan niet te gebruiken. Men spreekt daarentegen heel eenvoudig van een genocide wanneer een groot deel van een specifieke bevolkingsgroep wordt uitgemoord. Men zou dan ook mogen verwachten dat het gebruik van de term ‘genocide’ meer gebruikt wordt naarmate specifieke contextuele factoren zich aandienen. Het zou bijvoorbeeld logisch zijn dat het woord meer opduikt in de media wanneer een conflict de juridische voorwaarden meer benadert, wanneer duidelijk wordt dat een specifieke bevolkingsgroep geviseerd wordt of, heel eenvoudig, wanneer de slachting uitzonderlijke proporties aanneemt.
Dat blijkt echter niet het geval. Wat je vooral uit het gemediatiseerde gebruik van het woord ‘genocide’ kunt aflezen, is niet hoe desastreus of doelgericht een genocide is, dan wel wie ‘tegen’ of ‘voor’ ons is. Het woord ‘genocide’ wordt immers meer gebruikt wanneer het om geweld gaat, uitgevoerd door een staat of een groepering die als vijandig bestempeld wordt dan wanneer soortgelijke slachtingen (zowel in aantal slachtoffers als in het soort gruwelijkheden) worden uitgevoerd door bevriende overheden of milities.
Een overzicht van enkele concrete gevallen in een conflictgebied dat ook vandaag sterk in de actualiteit aanwezig is, kan dit verduidelijken. De onderstaande tabel laat de grootte zien van enkele gewelddaden in Turkije en Irak, samen met de frequentie van het gebruik van het woord ‘genocide’ in de belangrijkste gerespecteerde mainstream Amerikaanse media (dat wil zeggen The Los Angeles Times, The New York Times, Washington Post, Newsweek en Time) tot 2010.[1]
Dader en context |
Geschatte doedentallen |
Gebruik van het word ‘genocide’ in kranten |
Ratio van doden per gebruik van het woord ‘genocide’ |
Iraaks uitmoorden van Koerden in de jaren tachtig |
Meer dan 50.000 |
132 |
379 op 1 |
Turks uitmoorden van Koerden in de jaren tachtig |
Meer dan 30.000 |
14 |
2142 op 1 |
Doden onder de Iraakse bevolking ten gevolge van de invasie in 2003 en de bezetting door de VS en het VK. |
Meer dan 1.000.000 |
13 |
76.923 op 1 |
Burgeroorlog en sektaire conflicten na de terugtrekking van de VS in Irak (tot 2010). |
Niet beschikbaar |
54 |
Niet beschikbaar |
De tabel vat aan met de discrepantie in het gebruik van het woord tussen Saddams massamoorden op Koerden en het doden van Koerden in Turkije. Hoewel het ook in Turkije om vele tienduizenden doden gaat, werd het minder als genocide gelabeld. De Turkse overheid was immers al jarenlang een NAVO-bondgenoot.
De al-Anfal genocide
Heel belangrijk bij dit alles is dat Saddams al-Anfal-campagne zelden als genocide werd aangeduid toen ze daadwerkelijk aan de gang was. Het woord verscheen pas in de media zodra de Eerste Golfoorlog in de steigers stond. Daarenboven, zo beschreef Herman in zijn latere boek The Politics of Genocide,…
…was de Halabjaslachting, waar Saddams troepen chemische wapens gebruikten en duizenden mensen doodden, het incident waarover het meeste bericht werd. Maar dat gebeurde in maart 1988, toen Saddam nog een bondgenoot was van de vs en zijn oorlog tegen de islamitische staat van Iran voortzette. Aangezien de Verenigde Staten één van de bevoorraders waren van Saddams ‘massavernietingswapens’, werd er op dat moment maar weinig kritiek geuit op de Halabjaslachting. Het gebeuren werd daarentegen wel overvloedig aangehaald in de nasleep van de Iraakse invasie van Koeweit in 1990, tijdens de Eerste Golfoorlog, tijdens de VS-VK-invasie en -bezetting van 2003-2009 en naar aanleiding van de uiteindelijke schijnprocessen rond Saddam en zijn medestanders.
Tot slot zie je in het overzicht natuurlijk ook gemakkelijk de discrepantie in het gebruik van het woord ‘genocide’ in het geval van de invasie van 2003 en de (sektarische) conflicten die erop volgden. Hoewel in 2010 het precieze dodental van de latere conflicten tussen verschillende Iraakse militante groeperingen nog niet bekend was, werd toen al meer over genocide gesproken dan in het geval van de invasie.
Ook hier komt echter nog een bijzonder interessant feit om de hoek kijken: in dezelfde periode waarin de belangrijkste Amerikaanse kranten 13 keer naar de Amerikaans-Britse invasie van Irak verwezen als genocide, wordt er ook nog 48 keer over genocide in Irak gesproken, maar dan wel om het regime van Saddam Hoessein weer in herinnering te brengen.
Onderliggende stuwkrachten
De wijze waarop de media een onderscheid maken tussen ‘waardevolle’ en ‘waardeloze’ slachtoffers en bepaalde vijandbeelden in stand houden of versterken is geen lineair gegeven. Zoals de cijfers over het gebruik van genocide duidelijk maken, wordt het woord ‘genocide’ wel degelijk gebruikt wanneer men bericht over gewelddaden die door de eigen overheid werden uitgevoerd. Het is dus niet zo dat er geen enkele tegenstem zou zijn. De media laten her en der wel degelijk ruimte voor andere visies en analyses. En af en toe slaat een of ander mediabedrijf een welgemeende mea culpa wanneer de redactie besef dat men foute informatie verspreidde.
Het gaat dus niet om een of andere samenzwering tussen politiek, business en media waarbij allerhande informatie bewust in de doofpot wordt gestopt. Het gaat wel om bepaalde patronen waar journalisten en redacties zich over het algemeen evenmin bewust van zijn. Maar die patronen zijn te diepgaand en te wijdverspreid om van toevallige uitschuivers te spreken. Ze laten zien dat onze verslaggeving onderhuids in een specifieke richting wordt gekanaliseerd.
**
Deze tekst werd overgenomen uit het boek Fast Food Fatwa’s: over islam, moderniteit en geweld en kadert in het dossier Op stap met Chomsky: het samenspel van macht, conflict & beeldvorming.
[1] De tabel combineert gegevens uit Herman & Peterson, The Politics of Genocide, 2010 and Herman & Chomsky, Manufacturing Consent, 2008. Voor de schatting van de dodentallen van Koerden in Irak en Turkije werd gebruik gemaakt van courante cijfers die ook op Wikipedia terug te vinden zijn. Zie: Wikipedia, Human rights in Saddam Hussein’s Iraq, s.d.; Wikipedia, Turkey–PKK conflict, s.d. Voor het dodental na de invasive in Irak, werd gebruik gemaakt van Physicians for Social Responsibility. Body Count: Casualty Figures after 10 Years of the “War on Terror”, 2015.