‘Ik accepteer jou, maar niet helemaal’ – een gesprek met studenten van de A-raad over diversiteit in het onderwijs

Kif Kif ging in gesprek met Fadoua, Assia en Yasmina over hun open brief aan Hilde Crevits en Lieven Boeve, over de wijze waarop grotere diversiteit in het onderwijs verhinderd wordt en over hun eigen ervaringen in het (hoger) onderwijs.
Door: Kif Kif - 05/04/2017 - 07:42
‘Ik accepteer jou, maar niet helemaal’ – een gesp

In mijn vorige school uit het 7de jaar secundair zeiden ook ‘u bent de eerste allochtone stagiaire die wij ooit gehad hebben’. Dat is toch vreemd?

 

De uitspraken van minister van Onderwijs Hilde Crevits rond de ‘betrokkenheid’ van allochtone ouders deden heel wat stof opwaaien. Geschokt door de eenzijdigheid van het debat ging Kif Kif op onderzoek uit. We draaiden de redenering even om gingen na of het bredere onderwijsveld wel ‘betrokken’ is op de leefwereld van leerlingen met een migratie-achtergrond. De eenvoudige maatstaf die we daarvoor hanteerden was de graad van diversiteit in het leerkrachtenkorps. Anders gezegd: hoeveel leerkrachten hebben voeling met de leefwereld van de leerlingen en de ouders waar de minister het over had? En hoeveel moeite doet men om dergelijke leerkrachten aan te trekken?

In een eerder gepubliceerd Kif Kif interview met Piet Pieters, een beleidsmedewerker Diversiteit aan KdG, focusten we op enkele dramatische cijfers, structurele struikelblokken en mogelijke concrete stappen om het tij te keren. Hij bracht ons in contact met Fadoua, Assia en Yasmina, enkele studenten uit de KDG A-raad. We gingen met hen in gesprek over hun open brief aan Hilde Crevits en Lieven Boeve, over de wijze waarop grotere diversiteit in het onderwijs verhinderd wordt en over hun eigen ervaringen in het (hoger) onderwijs.

Kunnen jullie vertellen wat de A-raad inhoudt?

Fadoua: De A-raad is een groep van Antwerpse studenten op KdG met andere of meerdere roots. Ons doel is om de diversiteit binnen KdG te normaliseren en vooral te versterken. Dat doen we door activiteiten te organiseren, zoals een theatervoorstelling, een documentaire, een opendeurdag i.s.m. de moskee aan de overkant, een comedy-avond, een boekvoorstelling, slam poetry en noem maar op. Echt iedereen is dan welkom, zo bereiken we een heel divers publiek.

We willen iedereen zich goed laten voelen op school. Je bent op de hogeschool, en je mag zijn wie je bent. Je moet je goed voelen hoe jij bent, of je nu een hoofddoek draagt, of je nu andere roots hebt, gewoon jezelf blijven, dat is heel belangrijk.

Organiseert elke hogeschool niet een hele resem evenementen om studenten ‘welkom’ te laten voelen?

Fadoua:Er zijn verschillende studentenverenigingen en er worden veel evenementen georganiseerd maar niet iedere student voelt zich daar thuis of door aangesproken. Een treffend voorbeeld is een festival op de campus waar ik een bonnetje kreeg voor een gratis glas cava. Ik, als moslima, ben daar eigenlijk niet veel mee. Wij doen dan andere activiteiten, waar iedereen welkom is, of je nu moslim bent of niet, zodat je dan met verschillende mensen in dialoog kan gaan in een gecreëerde ontmoetingsruimte.

Je hebt het nu vooral over ontmoeting mogelijk maken. Proberen jullie studenten ook te ondersteunen in hun studietraject?

Fadoua:Omdat de slaagcijfers heel laag zijn, vragen wij ons zeker ook af hoe het komt dat veel studenten afhaken. Hoe meer je je thuis voelt op de school, hoe groter je netwerk is, hoe hoger ook je slaagkansen. Daar willen we samen met de A-raad aan werken. We willen dat het echt plezant is op school. Zodat studenten elkaar kunnen helpen. Zo hopen wij op betere slaagkansen en eventuele verdere studies.

Yasmina: Ik denk dat elke hogeschool wel een diversiteitsbeleid heeft, maar er wordt dikwijls weinig mee gedaan. En dat is het verschil met een A-raad. Die doet er effectief iets mee. We houden rekening met het beleid, we werken nauw samen met de directie, en voeren het zo ook uit. We zeggen het, maar we doen het ook.

Fadoua: Inderdaad. En zo willen we op onze school meer Antwerpse studenten aantrekken, jongeren die voeling hebben met de stad! Want er zijn ook nog veel vooroordelen, zoals ‘KdG is een racistische school, of een witte school’. Van daaruit zijn we vertrokken om hier verandering in te brengen. Onze school is het waard!

Lukt het vlot om zo’n imago te keren?

Yasmina: We hebben niet altijd successen of alle antwoorden die we willen, maar we krijgen echt veel steun. Maar dat neemt niet weg dat er nog steeds veel vooroordelen leven.

Assia: Dat kan je in de klas soms merken. Ik zit in de opleiding secundair onderwijs, en als docenten daar casussen aanbrengen, dan proberen ze wel niet enkel Jantje of Jefke te gebruiken, en gebruiken ze af en toe een divers gezin. Maar dan is het altijd negatief en vaak zijn het ook stereotypen. Dan denk ik: ‘goed geprobeerd, maar dat is het toch nog niet helemaal.’ Bij één van de pedagogische vakken ging het over psychische en andere problemen die je in de klas kan tegenkomen. Hier viel me op dat de voorbeelden, waarbij het om jongeren met een migratieachtergrond ging, weer cliché en negatief waren. Om een voorbeeld te schetsen: één van de casussen ging over een Turkse jongen die thuis werd mishandeld en hierdoor een agressieve houding aannam tegenover de leraren. Ook was de vader meermaals veroordeeld voor fysiek gedrag tegen de moeder. De voorbeelden van kinderen die autisme of dyslexie hadden waren dan weer autochtonen. Toen dacht ik: waarom kan het niet omgekeerd zijn? Het is natuurlijk allebei erg, maar waarom kan de Turkse jongen bijvoorbeeld geen dyslexie hebben? Als docenten stereotypen linken aan een kind met een migratieachtergrond, zullen studenten studenten dat tijdens stages, en later in hun eigen klas, ook gaan doen.

Bedoelen jullie dat de docenten nog te vaak vanuit hun eigen referentiekader vertrekken?

Yasmina: Ja, maar het is ook een kwestie van willen, want alle middelen zijn er.

Fadoua:Je moet ook openstaan voor andere culturen.

Assia:En niet alleen oppervlakkige vragen stellen.

Fadoua:Daarom vinden we die ontmoetingsruimtes ook zo belangrijk. Iedereen kan er vragen stellen zodat je elkaar écht leert kennen. Ik denk bijvoorbeeld dat wij als moslims heel veel weten over de Bijbel, maar andersom, ook door alles wat in de media verschijnt, neemt iedereen aan dat de islam zo of zo is. ‘Als het in het nieuws komt, zal het wel zo zijn’. Maar zo is het vaak helemaal niet. Durf eens naar een moslim te stappen en het te vragen: ‘klopt dat, wat er allemaal in de media wordt gezegd?’ Dat is volgens mij heel belangrijk.

Krijgen jullie zelf op KDG ook nog te maken met opmerkingen, vooroordelen of moeilijkheden?

Yasmina: Ik heb niet echt commentaar gekregen, maar had wel vaak een gevoel van tekortkomen. Als ik de A-raad had gekend toen ik 3 jaar geleden aan de opleiding begon, dan had ik me waarschijnlijk wel sterker gevoeld.

Fadoua: Vooral het feit dat je echt wordt geaccepteerd zoals je bent is van belang.

Yasmina: Dat valt ook op in het werkveld. Ik doe bijvoorbeeld een stage in een katholieke school. Daar is een nieuwe juf aangenomen die met haar hoofddoek mag werken. Ze mag alleen geen godsdienst geven. Je ziet dan op de speelplaats alle allochtone kinderen bij haar staan, en dat een meester zonder migratieachtergrond wat alleen staat.

Assia: Het omgekeerde gebeurt natuurlijk in andere scholen, waar je de minderheid bent.

Fadoua: Het zou heel mooi zijn moest er een evenwicht zijn in verschillende scholen.

Hebben jullie soms problemen ervaren bij het vinden van een stageplek?

Yasmina: Ik ben aan de opleiding begonnen terwijl ik wist dat ik op de stage mijn hoofddoek moest afzetten. Ik heb altijd wel gehoopt dat het misschien ooit nog zou veranderen. In mijn eerste jaar was ik heel onzeker, ik was ook nog niet zo bewust bezig met mijn hoofddoek. Ik heb er vroeger dus nooit problemen mee gehad omdat ik me altijd aan de regels van de stageschool hield. Dat hoorde bij mijn opleiding, vond ik. Maar naarmate ik ouder werd begon ik meer te zoeken en te ervaren dat ik mijn hoofddoek ook echt ophouden, zowel buiten de klas als in de klas. Nu vecht ik er dus openlijk voor. Ik wil mijn plaats in de maatschappij beginnen innemen en ik voel dat mijn hoofddoek een stuk van mij is.

We zullen zien wat het geeft wanneer ik mijn diploma heb. Want elke keer wanneer ik naar een opendeurdag of een observatiedag ga word ik er onmiddellijk mee geconfronteerd. Het eerste of het enige wat ik dan te horen krijgen is: ‘Je mag wel geen hoofddoek dragen op deze school hé.’ Dan vraag ik mij echt af of er niets anders te zien is dan mijn hoofddoek. Je kan mij ook welkom heten, vragen wat mijn talenten zijn, maar nee…

Een gebrek aan aandacht voor talenten blijkt bij heel wat jongeren te spelen op alle onderwijsniveaus. Jongeren met een migratieachtergrond worden bijvoorbeeld sneller doorverwezen naar BSO, TSO of BuSO.

Fadoua: Dat gebeurt inderdaad geregeld. En vervolgens wordt er gezegd dat je met een BSO-diploma niet kan verder studeren. Dat is heel frustrerend. Meestal zijn dat studenten die wel de capaciteiten hebben om verder te studeren, maar niet de motivatie. Als je al jarenlang van alle kanten te horen krijgt dat je een goede arbeider zal zijn, dat je een handige Harry bent, dat verder studeren moeilijk is en de stap naar de hogeschool gigantisch groot is, dan geloof je dat uiteindelijk ook. Dat verandert stilaan. Traag, maar sommige scholen zijn daarmee bezig. De strijd die we voeren, begint dus vruchten af te werpen. Maar we zijn er nog lang niet.

Yasmina: Thuis weten ze vaak ook niet goed wat het betekent om verder te studeren. Daarom doen wij bijvoorbeeld ook een zomerschool voor pionierstudenten waarvan de ouders niet gestudeerd hebben, die wel willen verder studeren. We geven daar workshops over hoe je moet samenvatten, hoe je een formele mail opstelt, hoe je examens best aanpakt, enz. We hopen op die manier hen een extra duwtje in de rug te geven, om beter voorbereid aan de studie te beginnen.

Kennen jullie veel mensen die zo’n snelle doorverwijzing ervaren hebben of hebben jullie het zelf meegemaakt?

Fadoua:Ik werd meteen doorverwezen naar het BSO. Ik heb nooit de kans gehad of gekregen om in ASO of in TSO te zitten. Ik zou dat heel graag hebben gedaan, maar als je al vanaf het vijfde of zesde leerjaar te horen krijgt van de juf of de meester waar je zo naar opkijkt dat je beter naar het BSO gaat…

Assia: Bij mij was het ook zo. Ik heb heel veel broers en zussen: wij zijn thuis met 11 kinderen, waarvan er maar 3 in het ASO hebben gezeten of zitten. En de rest is allemaal doorverwezen naar TSO of BSO. Mijn ouders waren ook eerste generatie migranten. Ze wisten er weinig van en namen het advies van de school als vanzelfsprekend aan. Mijn oudste zussen hebben uiteindelijk wel verder gestudeerd, maar omdat ze zelf besloten door te zetten. Als je om de één of andere reden die stap zelf niet kunt zetten, dan blijf je stilstaan. En dan zeggen ze dat je niet genoeg moeite hebt gedaan. Als ze dus zeggen dat allochtone ouders meer engagement moeten tonen, dan moeten ze ook vanuit de maatschappij of vanuit de school zelf meer moeite doen.

Kunnen jullie misschien ook wat meer vertellen over jullie open brief naar Hilde Crevits en Lieven Boeve? Wat is precies het probleem?

Assia: Wij zijn vertrokken vanuit de minieme instroomcijfers van mensen met een migratieachtergrond in de lerarenopleiding. Dat was het grote probleem. Er waren voor ons twee oplossingen: enerzijds het hoofddoekenverbod en anderzijds het doop-certificaat laten vallen. Uit onze brief is vooral het tweede in de media opgepikt. Het eerste werd een beetje genegeerd. Ondertussen hebben we van het GO! en het Katholiek Onderwijs al een antwoord gekregen.

Was hun antwoord dan positief?

Assia: Het antwoord van het katholiek onderwijs vonden we positief. Lieven Boeve pleit ook voor een dialoogschool. Hij wil dan ook meewerken om de verwachtingen rond het doopcertificaat weg te werken. Van het GO! hebben we ook een antwoord gekregen, maar we bleven wel op onze honger zitten.

Yasmina: Wanneer sommige scholen een eerste stap zetten, zullen andere wel volgen, denk ik. Sommige directies draaien het om en zeggen dat er weinig leerkrachten met een migratieachtergrond komen solliciteren. Maar wat wil je? Wanneer jongeren weten dat ze niet zullen aangenomen worden zonder doopcertificaat, gaan ze ook geen leraar worden. Maar ik begrijp wel dat je als basisschool liever iemand aanneemt die het volledig pakket kan geven – en dus ook godsdienst. Anders moet je gaan zoeken naar een vervanger voor die uren.

Fadoua:Het juiste profiel van medewerkers aantrekken is voor een school altijd een uitdaging. Zeker als het gaat over leerkrachten met een andere achtergrond. De school moet dus ook zelf eerst actief op zoek naar de geschikte personen. Daarna gaat de bal vanzelf aan het rollen. Actief insluiten noemen ze dat.

Yasmina: Op heel veel Antwerpse scholen heb je heel veel diversiteit bij de leerlingen. Als je dan een wit team hebt, sta je heel ver van de leerlingen. Terwijl je met meer diversiteit in je team veel dichter bij hun leefwereld staat en je betere contacten hebt. Wat Crevits zei over ouders van allochtone leerlingen, dat ze zich meer moeten engageren, valt dus moeilijk te rijmen met het feit dat er op veel scholen geen mensen zijn met een diversiteitsachtergrond.

Zeker in Antwerpen lijkt het een pluspunt dat je meer voeling hebt met de leefwereld van een groot deel van de leerlingen.

Assia: Ik doe nu stage in een multiculturele klas. Als je daar staat zonder iets over de verschillende nationaliteiten, gewoontes en waarden te weten, zou ik dat vreemd vinden. Mijn leerlingen in mijn vorige school uit het 7de jaar secundair zeiden ook ‘u bent de eerste allochtone stagiaire die wij ooit gehad hebben’. Dat is toch vreemd?

Yasmina: En het gaat niet enkel over de hoofddoek. Een vriendin van mij heeft bijvoorbeeld geen migratieachtergrond, maar is ook niet gedoopt. Iemand vertelde me ook dat ze door haar ouders gedoopt was om meer kansen op de arbeidsmarkt te hebben. Dat is een hele slechte insteek.

Assia: Sommige mensen laten zich ook dopen nadat ze afgestudeerd zijn.

Zien jullie snel verandering komen in dit soort structurele struikelblokken?

Yasmina: Ik denk dat aanpassingen rond het doopattest wel haalbaar zijn op dit moment. We gaan hopelijk in dialoog met de bisschop, want hij kan die regel opleggen, dus ik ben wel blij dat er openlijk gecommuniceerd kan worden. We hebben nu heel snel reactie gekregen, en niet echt iets negatiefs. Buiten de reacties op Facebook. Zij associëren het direct met ‘de moslims’, maar het heeft niets met moslims te maken. Het zou even goed kunnen dat ik Chinese roots heb, niet gelovig ben en niet gedoopt. Maar het hoofddoekendebat lijkt wel wat naar de zijlijn geduwd.

Assia: Wat ik ook niet goed begrijp, is dat de hoofddoek hier wordt gezien als iets dat je remt. In Londen, bijvoorbeeld, zie je super veel mensen op het werk met een hoofddoek. En dat beïnvloedt de capaciteiten van de mensen daar toch niet? Je blijft toch dezelfde persoon?

Yasmina: Ik ken iemand die was gaan solliciteren bij een school, en zij wilden haar wel aannemen, maar dan zonder hoofddoek. En dan zei zij heel vlakaf, wat ik niet zou durven, dat ze zonder hoofddoek niet zo goed kon lesgeven. ‘Dat is een stukje van mezelf’.

Assia:Eigenlijk zeg je dan als school ‘ik accepteer jou, maar niet helemaal – alleen maar een stukje van jou’.

 

**

De A-raad van KDG schreef een open brief naar Hilde Crevits en lanceerde een petitie om de minister op te roepen het hoofddoekenverbod en de verwachtingen rond doopattsten weg te werken. Klik hier om de petitie mee te ondertekenen.

**

Interview en bijhorende research uitgewerkt door Amber De Kock uit de master Gender & Diversiteit.