State of the Arts voert cultuuroppositie van onderuit.

Het kunstenaarscollectief State of the Arts, een belangrijke cultuurpolitieke stem, had maandagavond 6 november een publiek overleg met Cultuurminister Gatz. 'Dit is het parlement', riposteerde de minister op een bepaald moment. Daarin had hij alvast gelijk.
State of the Arts voert cultuuroppositie van onderuit.
 

In de artistieke werkplaats W-o-l-k-e in Brussel vormden een 70tal kunstenaars een kring, er werd heerlijk gekookt, en binnen een strikte planning volgenden zes kritische interventies elkaar op. Einat Tuchman en Gosie Vervloessem maakten bij de verwelkoming meteen de strijdbare verhouding duidelijk: ‘onze harten zijn vandaag bij de fietseling van Hart boven Hard tijdens de staking in Antwerpen’. 

Dit overleg was allerminst een rondje lobbyen voor eigenbelang in een achterkamertje, wel een officiële gelegenheid voor kunstenaars om als burger hun stem aan deze regering te laten horen. State of the arts voert al ruim een jaar strijd. Dat de minister hen nu serieus neemt, is iets dat ze afgedwongen hebben door hun initiatieven. Hier sprak bovendien het hart van de cultuursector. Want zonder kunstenaar, geen kunst en dus geen kunstenwereld. Daarmee zat dit overleg op de hartslag van de maandagstaking, die opnieuw duidelijk maakte dat de werkende mens de motor achter de economie is.

De vergelijking loopt nog verder: zoals Hart boven Hard haar Alternatieve Septemberverklaring aan MP Bourgeois I overmaakte, zo deelde State of the arts die avond eigenlijk haar ‘Alternatieve nota Cultuur (2014-2019)’ mee: geen besparingen, geen vermarkting maar een openbare cultuursector waarin kunstenaars en cultuurliefhebbers centraal staan. De Cultuurminister wil zijn beleid tegen april concretiseren. Nu heeft hij er naast het nieuwe Kunstendecreet en zijn beleidsnota een belangrijk document bij: de visie van de oppositie van onderuit. Hierbij een verslag van het overleg. Een geluidsopname van de avond vindt u hier.

We are calling’

Besparingen zouden noodzakelijk zijn? Kobe Matthys opende zijn interventie met de opmerking dat dit een dooddoener is, evenzo de logica dat er geen alternatief zou zijn. Toch wil State of the arts het debat omdat er in de beleidsplanning alarmerende zaken staan. Ze trekken aan de alarmbel – We are calling-  zoals ze dat ook al aan het parlement deden deze zomer. De diversiteit van de kunsten is in gevaar en daar is iedereen het slachtoffer van. Gatz repliceerde ontwijkend, voelde zich niet aangesproken. Als op het einde van rit blijkt dat zijn beleid niet deugt, zo stelde hij, moesten we maar niet op hem stemmen. Petra Van Brabandt repliceerde laconiek dat we nu ook niet op hem konden stemmen, hij kwam immers niet op met de verkiezingen. Hij zit bij toeval op deze post.

De interventie die er op volgde, kon Gatz nog moeilijk ontwijken: Diederik Peeters zette zich naast de minister en las hem vriendelijk maar kordaat een brief voor. Een relaas over de dubbele klap die de kunstenaar kreeg. Naast de besparingen op het beschikbare kunstenaarsbudget zullen ook de besparingen op de instellingen aan de kunstenaar doorgerekend worden.

Een zakelijk leider als Stefaan De Ruyck (Vooruit) benadrukte dat in zijn opinie De kunstenaar zelf ligt op het kapblok (DS, 24/09): besparen op structurele werking is bijzonder moeilijk, de kunstenaar is daarentegen een variabele kost. Omdat de situatie van de kunstenaar vandaag zo precair is, deed Peeters meteen een paar rake constructieve voorstellen. Iets dat vandaag bovenaan op het politieke agenda moet staan: de sociale zekerheid van de kunstenaar. Want zoals het er nu naar uit ziet, staat het kunstenaarsstatuut vanaf januari op de helling. 

Gatz schoot vervolgens even van de pedalen met het antwoord dat hij bijvoorbeeld ook bij Jeugd moet besparen. Kunstenaars moeten dus niet denken dat zij alleen het slachtoffer zijn. Hij voegde er aan toe dat we hopelijk niet de hele avond over geld zouden praten. Een bizarre reactie, want besparen op de jeugd is evengoed een probleem en als je niet met de bevoegde minister over besteding van middelen kan praten, met wie dan wel? 

Maar Gatz herpakte zich: wat die ‘fitness’ betreft, om terug te komen op iets dat hij in een interview met Walter Trio verklaarde (Klara, 27/09), daarmee bedoelde hij niet dat de sterkste of de rijkste wint. Het kon ook de origineelste zijn. Hij nam de KVS als voorbeeld. Opmerkelijk, want dit cultuurhuis ondergaat nu een zware besparing en wordt in het regeerakkoord bij naam geviseerd: het zou meer Vlaamse vlag en wimpel moeten worden.

De interventie van Linda Suy, vervolgens, haakte hier met een knappe metafoor handig op in: eerder dan fitness is er permacultuur nodig. De kunsten zijn een ecosysteem, geen monocultuur waar je zomaar wat kan ploegen, zaaien, sproeien en oogsten. Soms duurt het jaren vooraleer er een rijk, veerkrachtig weefsel groeit. Door kranen dicht te draaien, zet je meer droog dan je lief is. Het marktdenken van het Angelsaksisch model daarentegen, staat gelijk aan een aversie voor artistiek risico, het botst met democratische controle en betekent sowieso een verlies aan sociale en maatschappelijke focus. 

Kate MacIntosh voegde er later fijntjes aan toe dat ze in het verleden het Angelsaksisch model persoonlijk al in andere landen heeft mogen ondergaan: ‘misery starts when business is becoming the curator.’ Het beste bewijs dat dit model niet werkt, zou volgens haar de meeting zelf zijn: de vele internationale aanwezigen zijn ‘culturele asielzoekers’ die samen met andere kunstenaars in Brussel nog wel kunnen realiseren wat elders al lang onmogelijk werd. Het resultaat is een diverse mix uit alle hoeken van de wereld. En diversiteit, zo stelde de minister terecht, daar moet toch aan gewerkt worden?

Het nieuw Kunstendecreet is slechts een basis voor overleg

Suy wees er tevens op dat het ondemocratisch is om het nieuwe Kunstendecreet als een voldongen feit te zien. Het zit vol valkuilen, je kan er alle kanten mee op. Overleg is nodig met alle betrokkenen. Dat is een cruciaal punt dat An De Bisschop (Demos) ook al benadrukte in een stevig opiniestuk De berg komt wel naar Mozes!, dat ze als reactie op een schuine column van Tom Naegels schreef, maar dat De Standaard blijkbaar weigerde. Te kritisch wellicht, voor de Ombudsman dan. Over de nood aan zelfkritiek gesproken… 

Be aware: onder de camouflage van mooie progressieve ideeën over diversiteit bevat het nieuwe Kunstendecreet heel wat Trojaanse paarden, waarmee de uitverkoop van de sector meteen zijn beslag vindt. Een ‘cross-over’ met creatieve industrie? Ook dat wordt tegenwoordig verkocht onder het mom van een schottenloos en divers cultuurbeleid. Suy benadrukte hoe dit decreet de grote instellingen nog meer zal bevoordelen. De Bisschop wijst daarenboven op het nefaste neoliberale karakter van het beoogde beoordelingssysteem. Zonder deze waakzaamheid zet het decreet de deur open voor de stille overname door de markt. 

Het voorlopig goede nieuws is dat Gatz aangeeft dat we daar inderdaad nog over moeten praten. Afgaande op zijn beleidsnota echter, en met N-VA als partner, valt het zeker te vrezen dat vooral de hefbomen voor een rechtse en marktconforme cultuurpolitiek, die dus in dit decreet al klaar zitten, benut worden en andere niet. 

 

 

Suy gaf voorts aan dat de kunstensector als ecosysteem evenzeer impliceert dat er sommige initiatieven artistiek uitgebloeid geraken. Het decreet riskeert daarentegen instellingen in stand te houden die beter zouden ‘uitstromen’. Dat ontlokte aan Gatz de bedenking dat het moeilijk is die keuzes te maken. Als minister krijg je dan kritiek over je heen. 

Myriam Van Imschoot was het daar terecht mee oneens. Wie de adviezen van de beoordelingscommissies bekijkt, merkt dat de sector wel degelijk aan zelfkritiek doet en jaar naar jaar moeilijke aanbevelingen maakt over wat moet blijven en wat niet. Helaas overrulen ministers dat steeds vanuit partijpolitieke dienstverlening, met als gevolg een sector die uitwassen en staartgroei kent. De minister moet dus helemaal geen nefaste kaasschaaf hanteren, maar gewoon de adviezen van de sector zelf ter harte nemen. Dat democratisch werk is de vorige jaren al gedaan, hij kan dat zo overnemen. 

Nog voorlopig goed nieuws: op de vraag van Bart Vandenput wat er met de provinciale cultuurwerking zal gebeuren, antwoordde Gatz dat die middelen na het afschaffen van de provincies niet verdwijnen maar overgedragen zullen worden: ‘you can quote me on that’. Christophe Meierhans deed een reeks strategische voorstellen voor een beter cultuurbeleid zonder daarbij het belang van de publieke ondersteuning van de kunsten te ondermijnen of kunst te verwarren met entertainment of creatieve industrie. Gatz vond het voorwaar interessante ideeën die hij zeker wil overwegen. 

Katrien Reist, ten slotte, wees op de meerwaarde van de collectieve werking eigen aan artist-run organisaties. Ook de kunst heeft een economie, maar ze is daarom nog geen economie. Dat is een essentieel inzicht dat vandaag fel onder druk staat. De alternatieve modellen van samenwerking, kennisontwikkeling en creatie die kunstenaars onderling ontwikkelen, bieden waardevolle rolmodellen of prefiguraties voor een andere huishouding van onze toekomstige samenleving. Dat gaat niet over verkoopbare output, wel over innovatief sociaaleconomisch veldwerk. 

En wat zou Gatz er van vinden om in de driehoek die de sector is, met instituten aan de top en kunstenaars aan de basis, de rollen eens om te keren? Geef de basis eens de middelen en laat instituten hun best doen om de kunstenaar ervan te overtuigen om met hen samen te werken? Kortom, binnen het beschikbare budget kan Gatz in principe wonderen doen. Het is een kwestie van willen.

Het democratisch conflict

Even een stap terug. In tijden van drastische besparing, die zonder overleg dictatoriaal werden opgelegd, en een beleidsnota die ontegensprekelijk wil inzetten op de vermarkting, zou je verwachten dat kunstenaars en hun organisaties passen voor overleg. Ook de kater van het ‘cultuurforum’ van voormalig minister Schauvliege speelt mee: zij verzamelde de sector in een kring voor een ‘allemaal-samen-strategie’, om daarna het overleg danig te rekken zodat uitputting intrad, om dan uiteindelijk eenzijdig de ministeriële beleidsnota door te drukken. Niet opnieuw. Het vertrouwen is weg.

Voor kunstenaars was het overleg met Gatz opschorten strategisch echter geen optie, om de eenvoudige reden dat ze nog niet aan de onderhandelingstafel uitgenodigd waren. Dat ligt nu anders: minister Gatz kent hun eisen en mag zich aan reacties en acties verwachten als blijkt dat ook hij wil ‘discussiëren’ voor de schone schijn.

Het pleit voor de minister dat hij zijn avond vrijmaakte en beloofde om open te staan voor een vervolgoverleg. Als zijn legitimiteit als kunstliefhebber en democraat hem dierbaar is, dan kan hij State of the arts simpelweg niet negeren. Hun protest loont: ze wisten kunstenaars te mobiliseren om samen stapsgewijs hun conflict met deze regering op scherp te stellen, en vinden bij elkaar de stimulans om pacifisme en defaitisme te overwinnen.

Dat is niet alleen sterk maar ook belangrijk, want zij representeren de bron sector. Inzake cultuurpolitiek zijn zij de eigenlijke oppositie van onderuit. Laten we ons dus zeker niet misleiden door de fameuze commissie Cultuur in het parlement. Van de 15 leden bevat die slechts 3 oppositiestemmen. Daar kunnen we dus vooral veel theater voor de tribune verwachten. Beleidstechnisch kan Gatz er met een knip zo elk beleid gestemd krijgen zolang hij N-VA op hun wenken bedient. Er zal alleen sprake zijn van echte democratie, zonder mediagenieke cosmetica, als de minister rekenschap geeft aan de eisen van kunstenaars.

To be or not to be: ministeriële legitimiteit?

Legitimiteit is de minister dierbaar. Dat blijkt uit het feit dat Gatz de vergelijking met de Nederlandse kaalslag die avond afwees. Hij is naar eigen zeggen Zijlstra niet, want de sanering is minder zwaar en het klopt niet dat hij er op aanstuurt dat kunstenaars en hun instituten maar oplossingen binnen de markt moeten zoeken. Want in tegenstelling tot Zijlstra, zegt Gatz dat hij wél naar publiek geld wil zoeken.

Die tegenargumenten hangen helaas als een ballon te zweven aan een draadje, zo licht zijn ze. Want de Vlaamse besparing is misschien minder zwaar, het Vlaamse budget lag in vergelijking met het Nederlandse budget al veel lager, onderging al menige kaasschaaf en onze kunstensector is al jaren niet geïndexeerd. De Vlaamse besparing is er bovendien een van meerdere fronten. Vervolgens, met zijn voorkeur voor het Angelsaksische model kiest Gatz wel degelijk voor vermarkting – zijn beleidsnota is op dat punt historisch en du jamais vu. Hij mag dan wel de intentie hebben publiek geld te zoeken, mooi, daar zijn vooralsnog geen vooruitzichten op.

Het enige verschil zit dus in de attitude: Zijlstra sprong op de kar van de apathie jegens de kunstwereld, die bij een breed publiek ook vlot gecultiveerd werd door de grote media aldaar. Gatz wil daarentegen zijn gezicht niet verliezen en naar eigen zeggen wél iets betekenen voor de sector.

Toch is hij functionaris in een regering die zich duidelijk tegen de kunstwereld keert. Toch heeft hij nog geen enkele toegeving op de besparingen gedaan. Integendeel: met de cultuurnota kiest hij duidelijk voor de verdere uitverkoop. Gatz zal dus wat beter aan de façade moeten werken. Om maar iets te zeggen, waarom reageert de minister eens niet op hoe De Standaard recidiveert in hun rancuneuze beeldenstorm tegen de cultuursector?

Een week na de stomp in de maag van Tom Naegels deed die krant het gestamp nog eens over: als opwarmer voor het interview met Gatz’ medewerker Sigrid Bousset stelt journalist Filip Rogiers dat in de tijd van Eric Antonis en Antwerpen 93 alles nog wel prima was: “het leek toen alsof kunst de wereld nog kon redden, vandaag is de vraag eerder: kan de kunst zichzelf wel redden? Zou ze niet beter eerst bewijzen wat ze waard is, voor ze over korting op subsidies begint te klagen? Dat alles van waarde weerloos is: zelfs kunstenaars beginnen er van te geeuwen.” ( DS Weekend, 22/11).

Je kan niet beweren dat je met dergelijke cynische tussendoortjes nog een mediadebat wil voeren. Het is de georganiseerde vernedering met het oog op heksenjacht. Alleszins een gemiste kans voor een Cultuurminister die zijn cultuurliefde wil duidelijk maken, wars van een Big Beer business discours.

Kortom, de kunstwereld is samen met Hart boven hard vertrokken voor een lange cultuurstrijd en zal nog veel harder op haar strepen moeten staan. Het is een hart- en zielenstrijd waarmee ze ook zichzelf kan heruitvinden.

http://vimeo.com/104945897