Een boek met zo’n titel, uitnodigender kan het bijna niet zijn. In het Engels kreeg het boek ook nog een ondertitel mee: ‘and other arguments for economic independence’. Het had me misschien kunnen voorbereiden op het feit dat het boek in eerste instantie niet over seks gaat. Na een vlotte en prikkelende inleiding, waarvoor Bieke Purnelle alle lof verdient, heeft Kristen Ghodsee meer dan 100 pagina’s nodig om tot haar punt uit de titel te komen. Dat heeft te maken met de uiterst negatieve connotatie die het woord ‘socialisme’ blijft hebben in de Verenigde Staten. In de West-Europese context komen de eerste hoofdstukken soms wat aanmatigend over, met overmatig veel verwijzingen naar het verschil tussen autoritair staatssocialisme en de sociaaldemocratie. Niet dat het socialisme in Europa niet kreunt – ik pen deze recensie neer op de dag van het verpletterende verlies van Labour in het Verenigd Koninkrijk – maar de reden daarvan is toch niet de associatie met Stalin. De eerste hoofdstukken staan op zichzelf niet sterk genoeg om mensen te overtuigen zich achter het socialistisch gedachtengoed te scharen.
Dat heeft misschien ook te maken met het feit dat Ghodsee in de eerste hoofdstukken soms erg betweterig overkomt – met als toppunt misschien wel de passage waarin ze de kritiek van een bejaarde dame uit voormalig Tsjecho-Slowakije op haar stelling afdoet als een gebrek aan inzicht in “hoe geprivilegieerd ze was in het socialistisch Tsjecho-Slowakije in vergelijking met de situatie van vandaag” (p. 89). Ghodsee komt soms over als uitermate naïef, zoals bijvoorbeeld in haar verdediging van Hillary Clinton – niet meteen een grote voorvechter van het ‘socialisme’ (p. 105). Vrouwen aan de macht zijn immers geen garantie voor een gelijkere of rechtvaardigere samenleving.
Vanaf pagina 135 begint het boek haar titel eer aan te doen en dan wordt het ook echt interessant. Het meest fascinerende gegeven is misschien wel dat er zoveel onderzoek bestaat over de (van Westerse vrouwen verschillende) seksualiteitsbeleving van vrouwen ten oosten van het IJzeren Gordijn. Ghodsee onderbouwt op grondige wijze de stelling dat seks, maar ook liefde beter wordt als (vrouwen)lichamen ophouden koopwaar te zijn. Ze toont hier ook haar kunde als academica. Ze beperkt zich geenszins tot de ‘Westerse’ literatuur, maar citeert veelvuldig de werken en onderzoeken van denkers en wetenschappers in een brede waaier van voormalig communistische landen.
Waar de eerste drie hoofdstukken wat pamfletachtig overkomen, hebben hoofdstukken vier en vijf – respectievelijk over kapitalisme en seks en de vrouwelijke behoeften – veel meer om het lijf. Een interessant inzicht gaat vooral over de schade die kapitalisme heeft toegebracht aan menselijke relaties én over het feit dat die schade niet onomkeerbaar hoeft te zijn. Naar het einde toe wordt het boek een krachtig pleidooi tegen de neoliberale mantra dat er ‘geen alternatief is’. Opeens opent er zich een wereld van mogelijkheden, die niet stopt bij (staats)socialisme, maar die ook oog kan hebben voor prekapitalistische, prekoloniale of (hedendaagse) antikapitalistische menselijke omgangsvormen.
Een betere titel was misschien geweest: waarom vrouwen slechtere seks hebben onder het kapitalisme. Het had de auteur alvast de moeite bespaard zo’n lang apologetisch stuk te schrijven over de waarde van het socialisme.
Waarom vrouwen betere seks hebben onder het socialisme, Kristen R. Ghodsee, 2019, Epo, 240p.