Racisme is terug van nooit weggeweest. Tussen Kerst en Nieuwjaar publiceerde De Standaard een mooi Kerstessay van Dalilla Hermans, waarin zij beschrijft hoe een zwarte vrouw worstelt met de racistische fenomenen in de samenleving: hoe best wel en hoe niet reageren op racistische uitlatingen? In een artikel in Humo over de factcheckers van Facebook lezen we dat racistische boodschappen het goed doen: ze leveren veel clicks op, en genereren dus veel advertentie-inkomsten. Niet te geloven: racisme brengt dus geld in het laatje.
Dalilla Hermans verklaart het gehalte aan racisme in onze samenleving o.a. door ons onverwerkt verleden: het feit dat wij Belgen ons koloniaal verleden nog niet van ons hebben afgeschud. Inderdaad, tot voorbij de helft van de 20ste eeuw was Congo ‘onze kolonie’. Misschien is het goed om over dat verleden van ons eens na te denken. Bij voorbeeld ter voorbereiding van de betoging ‘Stop Racisme’ op 21 maart 2020? Een boekje dat kan helpen is Het dekoloniseringsparcours van Lucas Catherine.
Lucas Catherine noemt zichzelf de ‘historicus van Vergeten Zaken’. Hij herinnert ons aan het feit dat in 2020 de Democratische Republiek Congo zestig jaar onafhankelijkheid viert. Een goede gelegenheid om met de nieuwste uitgave van zijn hand onze relatie met onze voormalige kolonie te overdenken. Dit nieuwe boek is de uitbreiding en uitdieping van een kleiner boek dat hij in 2006 de wereld in stuurde: Wandelen naar Kongo, Langs koloniaal erfgoed in Brussel en België. Ook Het dekoloniseringsparcours nodigt uit om met het boek in de hand de belangrijkste Congomonumenten, koloniale hoofdkwartieren en economische koloniale machtscentra op te zoeken.
De meeste monumenten, opgericht in dienst van de Belgische nationale identiteit en van de kolonisatie, bevinden zich in Brussel en omgeving. Lucas Catherine beschrijft niet enkel standbeelden, maar ook de gebouwen van waaruit de kolonisatieplannen werden bekokstoofd, zoals het hoofdkwartier van de Association Internationale Africaine (AIA) in de Naamsestraat of de zetel van Les Amis et les Serviteurs de Leopold II in de Brederodestraat. Dit laatste gebouw is nu de Koning Boudewijnstichting.
Af en toe ontmoeten we langs het parcours bekenden uit een andere wereld of context. Charles Woeste heeft een standbeeld gekregen voor de Brusselse Sint-Bonifatiuskerk. Die naam herinnert ons aan de strijd die deze politicus voerde tegen de vooruitstrevende priester Adolf Daens in Aalst, die de uitbuiting van arbeiders en de kinderarbeid aanklaagde. Welnu, met Congo kreeg hij ook te maken. Op 19 april 1890 bracht een liberale politicus, Georges Lorand, in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een interventie over de wreedheden in Congo. Hij was geïnformeerd hierover door de buitenlandse pers. De Kölnische Zeitung had onthuld dat de koloniale ambtenaar Victor Fiévez op één dag tijd 1308 afgehakte handen had weten te verzamelen. Woeste, leider van de katholieke rechterzijde, stelde dat dit soort daden normaal was in Congo. Het was de schuld van de onbeschaafde “inboorlingen” zelf. Belgische officieren beschuldigen ging niet op, want deze moesten de lokale grondstoffen gebruiken om missies te financieren en wegen aanleggen. De grote en edele onderneming van Leopold II mocht niet zwartgemaakt worden door dergelijke smerige beschuldigingen.
Hoewel Leopold II nooit in Congo geweest is, denkt iedereen aan hem als het over koloniale misdaden gaat. Hij had natuurlijk veel handlangers, waarvan velen uit het collectieve geheugen verdwenen zijn. Langs het dekoloniseringsparcours van Lucas Catherine passeren we ook het Schumanplein, waar het standbeeld van Albert Thys staat. Oorspronkelijk was Thys een militair, die zijn carrière begon als ordonnansofficier van Leopold II. Toen de Congo-onderneming van Leopold II begon, rook Thys geld. Om een eigen koloniale maatschappij te stichten sprokkelde hij 1 miljoen frank bijeen bij honderden aandeelhouders. In 1887 trok Thys met twee adjuncten naar Congo. Daar stichtte hij de Compagnie du Congo pour le Commerce et l’Industrie (CCCI) en de Société Anonyme Belge pour le Commerce du Haut Congo (SAB). Later richtte hij ook nog de Compagnie du Chemin de Fer du Congo op, die in 1898 de spoorlijn Matadi-Leopoldstad voltooide. Officieel stierven in totaal 1800 arbeiders tijdens de werkzaamheden, maar in werkelijkheid waren het er veel meer. Thys ontpopte zich dus als eerste privé-kapitalist die in Congo een onmetelijk fortuin heeft opgebouwd. Vanaf 1892 lag Thys trouwens in conflict met Leopold II omdat hij weigerde concessies aan te vragen voor zijn ivoor- en rubberactiviteiten. Daarom richtte Leopold II nieuwe maatschappijen op om Thys te beconcurreren.
Naast de monumenten in Brussel brengt de auteur ook de monumenten aan de kust in kaart; vooral in Oostende en Blankenberge. Ook de verwijzingen naar Congo in Antwerpen komen aan bod: de Congozuil in het Stadspark, de Entrepot du Congo aan de Vlaamse Kaai, het standbeeld aan de Lambermontplaats, met het beeld van Auguste Lambermont, die – samen met Leopold II – medestichter was van de AIA en organisator van de Geografische Conferentie in het Koninklijk Paleis in Brussel waar over de toekomst van Centraal-Afrika gesproken werd.
Ook in de rest van Vlaanderen en Wallonië blijken verwijzingen naar Congo te staan. Zelf ben ik ook een kind van de kolonisatie, ik ben geboren in Bukavu aan het Kivumeer. Mijn moeder gaf er les in een middelbare school. In 1960 kwam ons gezin terug naar België, vlak na de Congolese onafhankelijkheid – wat mijn interesse in dit thema verklaart. Wij kwamen in Halle terecht, waar mijn moeder weer werk vond aan het Heilig Hart. Ik doorliep mijn lagere en middelbare school in Halle. Om naar school te gaan wandelde ik door het stadspark. Daar stonden twee koloniale monumenten tegenover elkaar. Het ene monument is ter nagedachtenis van de in Congo-Vrijstaat gestorven Hallenaars: Victor Baetens, een medewerker van Albert Thys voor de factorijen langs de Sankururivier; sergeant Albert Ardevel, die in 1898 in Sungula sneuvelde tijdens een strafexpeditie tegen muitende soldaten van de Congolese Weermacht en tenslotte Felix Steens, kadastraal ambtenaar. Tegen de gedenkzuil leunt een Congolees die een korf met vruchten opdraagt aan een medaillon met de beeltenis van generaal Jules Jacques, bekend om zijn terreurregime.
Daarnaast staat het monument ter herinnering aan het ‘koloniale werk’ van Leopold II: een rechthoekig blok arduin met vooraan een bronzen buste van Leopold II en achteraan een landkaart in bas-reliëf van Congo met de vermelding ‘Arbeid en Vooruitgang’. Beide monumenten werden besteld door de Cercle Colonial de Hal in 1925, en ingehuldigd in 1932. In 2002 protesteerde de lokale afdeling van Spirit tegen dit koloniale monument. Het stadsbestuur weigerde om het monument te verwijderen, maar besliste wel een duidingspaneel te plaatsen. Dat gebeurde in 2009. Ook bij het straatnaambord van de Baron Jacquesstraat, het gaat hier om de reeds genoemde generaal Jules Jacques die meedogenloos te werk ging, werd een duidingsbord geplaatst om het koloniale optreden van Baron Jacques aan te klagen.
De voorbeelden van deze acties om een correcte duiding te geven aan deze restanten van onze koloniale tijd worden in het laatste deel van dit boek van Lucas Catherine uitgebreid aangevuld met nog andere acties. Is er een ‘beeldenstorm’ nodig? Moeten we alle koloniale beelden afbreken? Weg met Leopold II? Leerzaam in dit hoofdstuk is dat de eerste naoorlogse kritiek op de kolonisatie relatief laat op gang kwam. Weverbergh publiceerde in 1971 Leopold II van Saksen Coburghs allergrootste zaak. Het boek werd opgedragen aan Hugo Claus die het toneelstuk schreef Het leven en de werken van Leopold II: 29 taferelen uit de Belgische oudheid. Maar de acties tegen koloniale monumenten kwamen er pas na het verschijnen in 1998 van Adam Hochchilds boek De geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo. Een aantal van deze acties worden opgesomd.
Bijzonder interessant vind ik ook de bladzijden over de periode voor Leopold II met zijn ‘beschavingswerk’ begon. Er waren heuse ‘vorstendommen’ met erkende stamhoofden, heersers van Azande-stammen die sultanaten bestuurden – na contacten met Soedanees-Nubische handelaars, rijken waar men goud kende maar liever koper gebruikte, en waar met kopergeld gehandeld werd.
In een bijlage vertelt Lucas Catherine ook over een soort ‘koloniale prelude’: Oostende en Brussel zijn tijdens de periode van de Oostenrijkse Nederlanden betrokken geweest bij slavenhandel. Niet enkel Nederland heeft dus zijn geschiedenis met de slavernij. Ook wij: de Brusselse bankier Joseph Chapel riep op om vanuit Oostende de slavenhandel te ontwikkelen. Ze lieten elf slavenschepen vertrekken vanuit Oostende, maar ook vanuit de Franse havens La Rochelle en Le Havre. In het gebied rond de monding van de Congostroom kochten ze mensen op als slaven die ze vervolgens naar de Caraïben verscheepten.
Wie ‘fier’ is op zijn vaderland vindt deze verhalen over het koloniale verleden misschien niet leuk. Maar het verdient toch aanbeveling om het verleden onder ogen te zien, om beter de toekomst voor te bereiden. Dit boek, dat ontzettend veel feiten bevat en ook erg vlot leest, wil ik graag aanbevelen aan iedere Belg die deze denkoefening wil doen, al dan niet om zich voor te bereiden op de Stop Racisme-betoging op 21 maart 2020 te Brussel.
Het dekoloniseringsparcours. Wandelen langs Kongolees erfgoed in België, Lucas Catherine, EPO, 2019.