Erkenning dubbele discriminatie: lichtpunt voor vrouwen met een hoofddoek

Begin deze maand oordeelde een Belgische rechtbank voor het eerst dat een vrouw die vanwege haar hoofddoek van werk werd uitgesloten, niet enkel op basis van haar religie maar ook op basis van haar gender werd gediscrimineerd. Het vonnis is een opsteker in de strijd tegen het verbod op levensbeschouwelijke tekens – in praktijk het hoofddoekverbod – maar experts hoeden zich voor te veel optimisme: “Hoofddoekverboden verspreiden zich als een olievlek in alle sectoren van de samenleving.”

Op 3 mei werd het Brussels openbaarvervoerbedrijf MIVB door de arbeidsrechtbank veroordeeld voor het weigeren van een vrouwelijke sollicitant vanwege het dragen van een hoofddoek. De rechter oordeelde dat de MIVB daarmee discrimineerde op basis van geloof en gender. Het is de eerste keer dat een Belgische rechtbank zulke meervoudige discriminatie erkent. 

De vrouw werd tijdens haar sollicitatieprocedure meermaals gewezen op het verbod op levensbeschouwelijke tekens voor MIVB-medewerkers. Nadat zij aangaf de hoofddoek ook op het werk te willen dragen, werd ze niet meer uitgenodigd voor een vervolggesprek. Volgens de MIVB kadert het voorval in een beleid van ‘exclusieve neutraliteit’, waarbij de onpartijdigheid van ambtenaren gewaarborgd zou worden door zichtbare religieuze of filosofische symbolen te verbieden.

Belangrijke Belgische primeur

Dat ook genderdiscriminatie juridisch erkend wordt, is onder meer belangrijk omdat vrouwen en meisjes met een hoofddoek in toekomstige rechtszaken nu ook beroep kunnen doen op het Instituut voor Gelijkheid tussen Vrouwen en Mannen

Gesteund door de Franstalige Liga voor Mensenrechten en Gelijkekansencentrum Unia stapte de vrouw daarop naar de Arbeidsrechtbank. De rechter oordeelde niet alleen dat er sprake was van meervoudige discriminatie, maar bepaalde ook dat de MIVB haar beleid niet langer op het idee van exclusieve neutraliteit mag baseren. 

“Dit vonnis is een belangrijk precedent en we hopen dat in de toekomst algemene verboden op het dragen van religieuze symbolen intersectioneel betwist zullen worden”, laat Imane El Morabet, juridisch adviseur bij Unia, weten aan Kif Kif. Ook Liga voor Mensenrechten-voorzitter Kati Verstrepen spreekt van een uniek vonnis: “Het is de eerste keer dat een Belgische rechter zowel de genderdiscriminatie van het hoofddoekverbod erkent als de discriminatie op basis van religieuze overtuiging.”

Dat ook genderdiscriminatie nu juridisch erkend wordt, is onder meer belangrijk omdat vrouwen en meisjes met een hoofddoek in toekomstige rechtszaken nu ook beroep kunnen doen op het Instituut voor Gelijkheid tussen Vrouwen en Mannen (IGVM). Tot op heden werden ze steeds doorverwezen naar Unia, omdat het enkel zou gaan om religieuze discriminatie. “Omdat zij ook in hun vrouw-zijn gediscrimineerd worden is het broodnodig dat Unia en het IGVM hierin samenwerken”, vindt sociologe en lid van feministisch en antiracistisch platform Baas Over Eigen Hoofd Samira Azabar.

Neutraliteit als paraplu voor discriminatie

In het debat over de neutraliteit van overheidsinstellingen staan twee visies tegenover elkaar: die van ‘inclusieve neutraliteit’ en 'exclusieve neutraliteit’. Het idee van inclusieve neutraliteit gaat ervan uit dat de levensbeschouwelijke diversiteit van de bevolking zichtbaar mag zijn en mag worden weerspiegeld in de kleding van overheidsmedewerkers – zolang die medewerkers iedereen maar gelijk behandelen. Bij exclusieve neutraliteit moeten religieuze en filosofische tekens volledig vermeden worden, om de schijn van partijdigheid te voorkomen. 

Heb je reden om te vrezen voor een oneerlijke behandeling door een overheidsagent die zichtbaar een religie heeft? Zijn er redenen om aan te nemen dat zo iemand mensen minder eerlijk zou behandelen?

De MIVB sloot zich bij die laatste stroming aan. Het vonnis van de Brusselse arbeidsrechtbank stelt dat het beleid in strijd is met de vrijheid van godsdienst van de personeelsleden en het recht om bij aanwerving niet te worden gediscrimineerd. Volgens de rechter moet het beleid bij de openbaarvervoermaatschappij dus op de schop.

Professor Mensenrechten Eva Brems (UGent) is blij dat de rechtbank het discours van exclusieve neutraliteit niet zomaar accepteert, en ingaat op de discriminatoire consequenties van het MIVB-beleid. "De overheid moet uiteraard neutraal zijn”, benadrukt Brems. “Het mag absoluut niet gebeuren dat overheidsfunctionarissen mensen zouden bevoordelen of benadelen op basis van geloofsovertuiging. Maar heb je reden om te vrezen voor een oneerlijke behandeling door een overheidsagent die zichtbaar een religie heeft? Natuurlijk niet. Zijn er redenen om aan te nemen dat zo iemand mensen minder eerlijk zou behandelen?”

“Zo gauw je die vragen concreet begint te stellen, zie je meteen dat die redenering niet klopt. De stap van een abstract concept van neutraliteit naar zo’n concreet kledingvoorschrift voor medewerkers van een overheidsdienst, is helemaal niet evident. En toch houden mensen daar dogmatisch aan vast.”

Het is dus op zijn minst discutabel of het toestaan van uiterlijke levensbeschouwelijke kenmerken de onpartijdigheid van de overheid bedreigt. Volgens de rechtbank brengt juist een verbod op die tekens de gelijke behandeling in gevaar. 

"Niet alle geloofsovertuigingen uiten zich door kledingvoorschriften”, legt professor Brems uit. “Heel vaak komt het erop neer dat men pas een zogenaamd neutraliteitsbeleid instelt nadat men wordt geconfronteerd met uitingen van leerlingen of medewerkers die een bepaalde godsdienst aanhangen. En bijna altijd gaat dat om islamitische hoofddoeken. Je kan dat neutraal noemen, maar je kan ook zeggen: dit is een beleid dat moslimvrouwen die een hoofddoek dragen uitsluit.”

Straffeloosheid

Dat ook de Brusselse arbeidsrechtbank die exclusieve neutraliteit nu bestempelt als een vorm van uitsluiting, is een opsteker in de strijd tegen discriminatie. Toch hoeden experts zich voor al te veel optimisme. Het platform Baas Over Eigen Hoofd ondersteunt meisjes en vrouwen in juridische procedures tegen hoofddoekverboden, meestal in de schoolcontext. Hoewel ze die rechtszaken meestal winnen, is dat niet altijd het geval. En wanneer de verboden wél onwettig verklaard worden, is dat geen garantie dat ze ook verdwijnen.

Na een succesvolle rechtszaak in Leuven mocht enkel het meisje dat de zaak aanspande haar hoofddoek dragen, maar werd het hoofddoekverbod voor de rest van de leerlingen niet afgeschaft

“We zijn heel voorzichtig met die juridische trajecten, omdat het voor de uitkomst blijkbaar veel uitmaakt waar een zaak plaatsvindt”, legt Samira Azabar uit. “Een rechtszaak in Maasmechelen [tegen het hoofddoekverbod op een school in het Gemeenschapsonderwijs, red.] werd in eerste aanleg gewonnen. In Dendermonde werd een zaak aangespannen bij de Raad van State, en eveneens gewonnen. Een rechtszaak in Leuven werd in eerste aanleg ook gewonnen.” 

“Aan de andere kant is er het hoger beroep van de zaak in Maasmechelen. Het Hof van Beroep in Antwerpen heeft de eerdere vernietiging van het verbod toen teruggedraaid, stellende dat zo'n hoofddoekverbod juridisch wel kon. Het gerecht is er dus nog niet volledig over uit wat wel of wat niet mag. We kunnen alleen maar zeggen dat, wat scholen betreft, er veel meer zaken gewonnen zijn dan verloren”, aldus Azabar. 

De zaken tegen het scholen van het Gemeenschapsonderwijs (GO!) maken ook duidelijk dat winst in de rechtbank allesbehalve een garantie voor verandering is. Na de rechtszaak in Leuven mocht enkel het meisje dat de zaak aanspande haar hoofddoek dragen, maar werd het hoofddoekverbod voor de rest van de leerlingen niet afgeschaft. Na de zaak in Maasmechelen besliste de school in kwestie om het verbod maar af te schaffen tot de meisjes die de zaak aanspanden, waren afgestudeerd. 

Ook een ijszaak aan de kust die klanten met een hoofddoek weerde, en daarvoor werd veroordeeld, trok zich niets aan van die veroordeling. “We zijn daar gaan kijken een jaar nadat ze veroordeeld waren, en er hing nog altijd een symbool aan het raam dat duidelijk maakte dat de hoofddoek niet toegestaan was”, vertelt professor Eva Brems.

Dogmatische olievlek

Ondertussen vindt de exclusieve neutraliteitsfilosofie ingang in steeds meer geledingen van de maatschappij. “We hebben soms de indruk dat hoofddoekverboden zich als een olievlek verspreiden in alle mogelijke sectoren”, zegt Brems. “De exclusieve interpretatie van neutraliteit heeft zich inmiddels uitgebreid van overheidsorganisaties tot privébedrijven en zelfs bij het aanbod van goederen en diensten. Het neutraliteitsargument wordt daarbij ook steeds ruimer aanvaard door rechters. Er is zelfs rechtspraak over mensen die een gymzaal of bowlingcentrum willen bezoeken, of zelfs maar op een terras willen zitten en die geweigerd mogen worden omdat ze een hoofddoek dragen”.

“Daarbij komt nog de slechte naleving als men dan eens wint. Het is niet gemakkelijk vrouwen en meisjes die een hoofddoek dragen en hun ouders zover te krijgen om heel die juridische procedure te doorlopen. Men is bang voor alle negatieve publiciteit. Er is enorm veel islamofobie in ons land en daarmee gepaard gaat ook veel haat op de sociale media. Dat zorgt voor heel hoge drempels.”

“Je krijgt de indruk dat meisjes die hoofddoek dragen, vogelvrij zijn. In gelijk welke omgeving kan het voorkomen dat ze geweigerd worden, en wanneer ze dat juridisch aanvechten kan het gebeuren dat ze nog verliezen ook.”

Om te voorkomen dat de rechtbank hoofddoekverboden vernietigt, stellen bedrijven de laatste jaren steeds vaker zogenaamde ‘neutraliteitsclausules’ op. Die ontwikkeling werd versterkt door een rechtszaak tegen beveiligingsfirma G4S in Antwerpen. Het Europees Hof van Justitie oordeelde dat G4S een receptioniste mocht ontslaan omdat ze haar hoofddoek ook op het werk wilde dragen, omdat ze een clausule in hun werkreglement hadden opgenomen waarin stond dat levensbeschouwelijke tekens op de werkvloer verboden waren voor medewerkers die met klanten in contact kwamen.

“Het was een schok voor mijn collega’s en mij dat het concept van neutraliteit op die manier werd doorgetrokken naar de private sector”, geeft professor Brems aan. “Dat men zomaar mag zeggen ‘wij zijn een neutraal bedrijf’ en dat dat als paraplu kan werken voor iets dat anders discriminatie zou zijn.”

"Het debat zou moeten gaan over de vraag hoe we neutraliteit willen invullen op een manier die rechtdoet aan iedere burger. Hoe voorkomen we structurele discriminatie door misbruik van dat concept, door de overheid en door het bedrijfsleven?"

Niet alleen privébedrijven zien de neutraliteitsclausule nu als juridische quick-fix om de hoofddoek te mogen verbieden. Ook de Vlaamse Overheid wil op deze manier nieuwe hoofddoekverboden onderbouwen. "Uit het Vlaams regeerakkoord en de gesprekken die we hebben gehad met minister Bart Somers [bevoegd voor onder meer Binnenlands Bestuur en Gelijke Kansen, red.] blijkt dat men binnen de Vlaamse overheid ook een hoofddoekverbod voor ambtenaren wil inlassen”, laat Samira Azabar weten.

“Men is nu aan het kijken welke diensten daar allemaal onder moeten vallen. We weten dat het niet over lokale besturen zal gaan, maar wel over alle afdelingen die onder Vlaamse Overheid vallen, zoals de VDAB en het Agentschap Kind en Gezin. We vernemen ook dat er wellicht een neutraliteitsverklaring uitgaande van de regering zal volgen, om ervoor te zorgen dat als men een verbod inlast, dat juridisch standhoudt.”

Wie hoort erbij in onze samenleving?

De vraag is hoe exclusieve neutraliteitsclausules te rijmen zijn met de antidiscriminatiewetgeving. “Hoe kan het dat een simpele neutraliteitsclausule zo’n nefaste impact kan hebben, waarbij mensen geweerd worden die op dit moment al deel uitmaken van kwetsbaargemaakte groepen in onze samenleving? Men discrimineert mensen die het al heel moeilijk hebben hiermee nog eens extra. Het is daarom dat deze zaak zoveel hoop geeft, omdat nu ook de genderdiscriminatie van het hoofddoekverbod wordt erkend, dat een extra argument is om hier tegenin te gaan”, aldus Azabar.

"Het debat zou moeten gaan over de vraag hoe we neutraliteit willen invullen op een manier die rechtdoet aan iedere burger. Hoe voorkomen we structurele discriminatie door misbruik van dat concept, door de overheid en door het bedrijfsleven? Dit is een fundamentele discussie die gaat over hoe we met elkaar willen samenleven. Het gaat over iets veel existentiëlers dan enkel die sollicitatie: wie hoort erbij in onze samenleving en wie niet?”



Over de auteur:

Stef Arends is eindredacteur bij Kif Kif. Eerder werkte hij drie jaar als journalist bij de vaste redactie van de onderzoekswebsite Apache.be. Hij wil met zijn journalistieke werk opkomen voor mensenrechten en een gelijke samenleving. Stef is te bereiken via [email protected] en +31646950236.