Terrorisme pak je niet aan met oorlog, wel met onderwijs

“Laat ons onze boeken en pennen oppakken. Ze zijn onze krachtigste wapens. Eén kind, één leraar, één boek en één pen kunnen de wereld veranderen.” Deze gevleugelde woorden werden uitgesproken door de Pakistaanse activist Malala Yousafzai, toen ze in 2013 voor de Verenigde Naties getuigde. Ze was nog maar zestien.

Malala’s strijd tegen extremisme en voor meer educatie speelde zich ook niet enkel lokaal af. Ze voerde die steeds ook op internationaal niveau.

 

In haar indrukwekkende autobiografie, getiteld “I am Malala, the Girl Who Stood up for Education and was Shot by the Taliban” presenteert Malala zichzelf als een Pashtunse heldin die zich opofferde voor de arme kinderen van haar geboorteplaats, de Swatvallei in het noordwesten van Pakistan, waar zij geboren en getogen is in een schilderachtig en lieflijk landschap, dat men soms wel eens ‘het Zwitserland van Pakistan’ noemt.

Tussen mythe en realiteit

Van meet af aan koos Malala ervoor om zich te kanten tegen het extremisme en de blinde tradities. Ondanks allerlei psychologische en fysieke bedreigingen leverde ze onverstoord een moedige strijd om Pakistaanse meisjesonderwijs te garanderen. In 2014 werden haar inspanningen uiteindelijk bekroond met de Nobelprijs voor de Vrede. Ze was de jongste winnaar ooit in de geschiedenis van deze prestigieuze prijs.

Doorheen meer dan driehonderd pagina’s brengt Malala’s boek ons dichter bij uiteenlopende gebeurtenissen die haar leven ingrijpend veranderden. Maar ze overstijgt ook telkens opnieuw de biografie door in te haken op de bredere historie waarmee ze verbonden is. Terwijl ze over haar dagelijkse leven vertelt, verwijst ze naar de geschiedenis van haar gemeenschap (Pashtun) en haar vaderland (Pakistan). Zo houdt ze de focus niet louter op zichzelf maar neemt de lezer ook mee op een reis door het verre en nabije verleden. En net wanneer je op het punt staat om de oorspronkelijke vertellijn te verliezen, keert ze opnieuw terug naar haar dagelijkse context.

Malala schept ook een breder verhalenkader van meer mythologische gebeurtenissen. Ze vermeld bijvoorbeeld hoe ze op school leerde dat in 327 v.Chr. Alexander de Grote de toppen van de Swatbergen bereikte en hij er Jupiter aanraakte. Ook kunnen we de ogen niet sluiten voor het religieuze element. Zo verheldert ze een aantal koranverzen en profetische overleveringen aan de hand van authentieke islamitische bronnen en contrasteert ze deze met de traditionele denkwijze onder de Pashtuns en de gewelddadige interpretaties van extremisten.

Tussen de extremistische Taliban en de blinde tradities

Malala’s pleidooi richt zich natuurlijk sterk tegen het extremisme van de Taliban. Zij vormden de grootste bedreiging voor de continuïteit van het onderwijs in de Swatvallei. Onder leiding van Fazlullah heersten ze over verschillende berggebieden. Via Mollah-Radio werd zijn Taliban-discours bliksemsnel verspreid onder duizenden jongeren die zich aansloten bij de beweging om de ‘jihad’ uit te voeren tegen de Pakistaanse overheid en tegen de Amerikaanse soldaten in Afghanistan en Pakistan.

De jonge Malala was verbaasd over de houding van Fazlullah die het onderwijzen van meisjes verbood en hen verplichtte om binnenshuis te blijven. Hij beweerde immers dat zoiets in strijd zou zijn met de Koran, hoewel dat heilige boek zo’n voorschriften helemaal niet bevat. Daarenboven was Khadidja, de eerste echtgenote van de Profeet Mohammed, een zakenvrouw die met succes heel wat handeldreef. In de ogen van Malala vertoonden sommige Pashtunse vrouwen ook zo’n grote zelfstandigheid. Haar grootmoeder, bijvoorbeeld, zorgde helemaal alleen voor haar acht kinderen, omdat haar grootvader een chronische ziekte had. Maar dit voorbeeld was een uitzondering, niet de regel.

Het is dan ook niet overdreven om te beweren dat het Talibaanse extremisme door de Pashtuntradities werd versterkt. Haar sterke grootmoeder vormde voor Malala steeds een voorbeeld, maar dat wil niet zeggen dat de situatie van vrouwen er altijd florrissant en fijn was. Integendeel. Zo vertelt Malala dat bij haar geboorte niemand haar vader feliciteerde en dat hij geen steun kreeg om de kosten van het ziekenhuis te dekken. En de vrouwen hadden medelijden met haar moeder, omdat zij van een meisje was bevallen binnen een patriarchale maatschappij. De partiarchale cultuur van haar gemeenschap benadrukte immers de waarde van jongens ten koste van meisjes. Volgens Malala staat dat in scherp contrast met het feit dat de islam net de kop op stak om vrouwen in de toenmalige context vrijer te maken.

Educatie om de impasse te doorbreken

Volgens Malala kunnen we alleen maar uit de impasse van het radicalisme en blinde tradities komen door middel van educatie. Zij is er dus van overtuigd dat wij er niet in kunnen slagen om het individu en de gemeenschap te bevorderen zonder ook het onderwijs te hervormen en het toegankelijk maken voor jongens en meisjes zonder enige discriminatie.

Malala’s strijd tegen extremisme en voor meer educatie speelde zich ook niet enkel lokaal af. Ze voerde die steeds ook op internationaal niveau. Zo hield ze reeds op jonge leeftijd een soort dagboek bij op de website van BBC onder het pseudoniem Gul Makai. Op die manier kon ze de wereld op de hoogte houden van wat er zich in haar land afspeelde.

In haar pleidooi tegen de Taliban benadrukte ze steevast het recht op onderwijs. Dit recht wordt door de islam gegeven en behartigd, zo stelde ze. Elk meisje en elke jongen dient naar school te gaan en kennis op te doen. Daarom verzocht ze de wereld ook de Pakistaanse scholen te beschermen tegen de extremisten, die claimen dat zodra het kind een boek kan lezen, het Engels leert en de wetenschappen studeert, het al te zeer verwesterd zal worden. Het onderwijs is noch oosters, noch westers, het is menselijk, stelde ze krachtig.

De aanslag

Ziauddin, Malala’s vader, ontving in die periode een brief die ondertekend was door “vechters voor de islam”. In de brief stond dat de school die hij beheerde Westers en ongelovig was. De meisjes droegen geen islamitische kleding en zouden veel verdriet krijgen indien hij zijn schooltje niet sloot. Het was voor iedereen duidelijk dat de Taliban geen loze bedreigingen uitte want tegen het einde van 2008 hadden ze in Pakistan ongeveer 400 scholen verwoest.

Ziauddin werd nog dikwijls bedreigd via anonieme brieven, maar hij weigerde zijn activiteiten op te geven. Iedereen verwachtte dan ook dat hij het volgende slachtoffer van de Taliban zou worden. Op 9 oktober werden echter drie dodelijke kogels op zijn dochter Malala afgevuurd. Eén daarvan doorboorde de linkerkant van haar hoofd en stopte bij de rand van haar hersenen. Dagenlang verloor zij haar bewustzijn. Toen ze wakker werd uit een coma, bleek ze in een ziekenhuis in Birmingham te liggen. Op wonderbaarlijke wijze werd ze van een gewisse dood gered.

Het incident vormde een keerpunt in haar leven. Gaandeweg herstelde haar gezondheid en kon ze een nieuw leven leidden met haar familie in Engeland. Maar ook vanuit haar nieuwe context bleef ze zich onverbiddelijk inzetten voor meer vrouwen- en kinderrechten.

Malala’s boodschap weerklinkt wereldwijd

Op zekere dag werd Malala door de voormalige Amerikaanse president Barack Obama uitgenodigd in het Witte Huis. Zij stelde echter een voorwaarde. Als het slechts om een fotosessie ging, wou ze niet komen. Als de president daarentegen bereid was te luisteren naar wat in haar hart leefde, dan zou ze op zijn uitnodiging ingaan. De boodschap kwam terug: “je bent vrij om te zeggen wat je wilt.”

Het gebeuren gaf aan Malala inderdaad de kans om haar boodschap wereldwijd te laten weerklinken. Ze sprak over het belang van onderwijs en vertelde de president dat het terrorisme niet door de oorlog uitgeroeid kan worden, maar wel door middel van onderwijs. Haar boodschap mag dan ook duidelijk zijn: enkel door rechtvaardige educatie kunnen we extremisme en blinde tradities met succes overwinnen en nieuwe generaties vormen die in tolerantie en co-existentie geloven.



Over de auteur:

Tijani Boulaouali is verbonden aan de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen en de onderzoeksgroep Arabistiek, Campus Antwerpen