De spiegelreis van een moslim en een christen

De roep om meer dialoog en verbinding klinkt luid. Maar weinigen zetten dat om in concrete daden. Het wij-zij denken doorbreken vraagt immers veel durf en doorzetting. Het lijkt slechts een kwestie van een beetje openheid, maar wie werkelijk meer over ‘de ander’ wil weten, zal ook zichzelf in vraag moeten stellen. Want enkel wanneer je in de diepte graaft, kan je schatten vinden. Enis Odaci en Herman Koetsveld leveren daarvan het bewijs in hun nieuwe boek.

“Iedereen heeft huiswerk op zijn of haar bordje liggen.”

 

In deze tijden van toenemende polarisatie klinkt de roep om verbinding en dialoog steeds luider. Maar zelden wordt grondig doorgedacht wat dat precies betekent. Want het klinkt vanzelfsprekend, maar dat is het eigenlijk niet. Toch zeker niet in de interreligieuze dialoog. Tijdens interreligieuze bijeenkomsten zie je immers vaak dat vertegenwoordigers van verschillende religies zich wat op de vlakte houden. Er worden geen scherpe vragen gesteld, zonder veel weerwerk mogen ze elk hun visie verkondigen en tot slot volgt er applaus voor het cliché ‘dat er meer gelijkenissen dan verschillen zijn’. Dat kan in sommige contexten waardevol zijn, maar van echte dialoog is dan geen sprake.

Helemaal anders is dat bij Enis Odaci en Herman Koetsveld. Enis is moslim en hoofdredacteur van de interculturele en interreligieuze website Nieuw Wij. Herman is een protestantse dominee. Al enkele jaren komen ze bijeen om van gedachten te wisselen en elkaars traditie verder af te tasten. In het pas verschenen boek Spiegelreis gaan ze nog een stap verder. Afwisselend brengen ze verslag van een dag samen leven, bidden en praten in de meest uiteenlopende religieuze gemeenschappen in Nederland. Met in totaal acht ‘reisverslagen’ laten ze op een zeer intieme manier zien dat je pas tot echte toenadering komt wanneer je ook je eigen ideeën in alle eerlijkheid durft bevragen.

Oprechte reflecties

Doorheen de reisverslagen gaan beide reizigers ook met elkaar in gesprek. Ze reflecteren over wat ze zagen en hoorden. Taboes en lastige kwesties gaan ze daarbij niet uit de weg. Zo bespreken ze bijvoorbeeld de bekeringsdrang van sommige christelijke kerken, de lange arm van Ankara in sommige Turkse moskeeën en de moeilijke verhouding tot lgbtqia+ in beide tradities. Als gevolg daarvan blijft hun spiegelreis niet beperkt tot het bevragen van ‘de andere’. Het vormt voor beiden ook een aanzet om te worstelen met de eigen traditie. Niet zelden komen ze daarbij tot de conclusie dat het weinig zin heeft om de splinter uit het oog van de ander te proberen verwijderen, wanneer in je eigen oog een balk steekt. Of zoals Enis het op zeker moment gevat verwoordt: “Iedereen heeft huiswerk op zijn of haar bordje liggen.”

En daarop volgt dan dit prachtig stukje dialoog:

Herman: “Ik geloof trouwens dat we dit ook moeten toepassen bij de emancipatie van vrouwen. Je kunt niet spreken van emancipatie bij moslima’s als wij, ik schaar me even onder het ‘autochtone wij’, ook niet zouden opkomen voor hun recht om een hoofddoek te dragen. De positie van vrouwen is niet alleen een vraag voor mij als gelovige, maar een vraag voor de samenleving.”

Enis: “Wij mannen veroorzaken echt veel ellende, Herman. We moeten minder man zijn, meer mens.”

Herman: “Ik geloof dat ik hier even over na moet denken.”

Dé islam bestaat niet, hét christendom evenmin

Herman en Enis doorkruisen zowel conservatieve als progressieve gemeenschappen, ze bezoeken zowel groepen die op zichzelf terugplooien als groepen die de deuren wagenwijd openzetten. Ze kiezen er bewust niet voor om enkel bij de meest lieftallige gemeenschappen op bezoek te gaan. Integendeel. Ze kiezen in alle eerlijkheid voor zo’n verscheidenheid dat het soms erg confronterend wordt. Na Enis’ bezoek aan gereformeerde gemeente in de Nederlandse ‘Bijbelgordel’ stelt Herman dan ook onomwonden: “Enis, jouw verhaal lezend krijg ik ernstig last van forse plaatsvervangende schaamte en ander innerlijk ongemak.” De predikant van de gemeenschap had immers geen blad voor de mond genomen. Het was zijn stelligste overtuiging dat Enis verdoemenis te wachten stond, louter en alleen omdat hij moslim was en geen volgeling van Christus was geworden.

Maar net door ook dergelijke ongemakkelijkheden niet uit de weg te gaan, worden twee conclusies van het boek gaandeweg bijzonder helder. Eén: de diversiteit binnen beide tradities is enorm. Je hebt moslims en christenen in alle soorten en maten. En twee: je eigen opvattingen sluiten vaak nauwer aan bij de ideeën van sommige groepen uit een andere religie dan bij de ideeën van sommige strekkingen binnen je eigen religie. Of zoals Herman het formuleerde: “Ik heb bovenal ervaren dat werkelijk contact tussen mensen niet loopt langs de lijnen van deze of gene traditie, maar langs de lijnen van vertrouwen en wantrouwen.”

Je vooringenomenheid laten varen

Doorheen al die eerlijkheid, zag ik mezelf ook genoodzaakt de hand in eigen boezem te steken. Want al heb ik zelf vele jaren interreligieuze dialoog op de teller staan, soms steken vooroordelen nog steeds de kop op. Dat werd duidelijk toen ik Enis’ verslag las over zijn bezoek aan de evangelische Jesus Christ Foundation Church. Dergelijke evangelische kerken associeer ik persoonlijk met een overmatig emotionele predikstijl die we vooral kennen van Amerikaanse televangelisten. Dat gaat meestal gepaard met een uiterst conservatieve boodschap en de oproep om veel geld aan de kerk te doneren. Maar toen Enis in gesprek ging met Samuel Lee, de predikant van de kerkgemeenschap, bleek dat hier niet het geval te zijn. In het verleden was Lee wel lid van dat soort kerken, maar nu niet meer. Verschillende omwentelingen in zijn leven zorgden ervoor dat hij een andere weg insloeg. Alleen, dat zorgde er niet voor dat hij ook zijn evangelische geloofsstijl achterwege liet. Het gevolg daarvan is dat hij nog steeds op een evangelische manier predikt, maar nu met een boodschap van culturele inclusie, sociale rechtvaardigheid en economische herverdeling. Het was even wennen aan die combinatie.

Voor Enis was dat duidelijk ook een eyeopener. Want net wanneer ik het schaamrood op mijn wangen voelde komen omdat ik mezelf had betrapt op mijn vooringenomenheid, las ik het volgende:

“Ons gesprek nadert een einde. Ik wil het graag afronden met een persoonlijk woord van dank. Daarom vertel ik Samuel Lee dat ik feitelijk al de hele dag mijn beelden van de evangelische beweging op hem projecteer. Ik vertel hem dat ik mij gedraag als een islamcriticus die met moslims spreekt. Zo iemand loopt dan een rijtje misstanden af – en ik heb nu hetzelfde gedaan bij hem, terwijl hij mij juist gastvrij ontvangt en een glas Turkse thee met me drinkt. Ik bied mijn excuses aan. Samuel Lee waardeert mijn geste enorm, maar nuanceert gelijk mijn analyse. Hij wil zijn excuses aanbieden namens de kerken die mij niet hebben willen ontvangen. Ik ben altijd welkom in zijn kerk, zegt hij, we zijn vrienden. Ik ben erdoor geraakt en we voelen beiden dat onze woorden oprecht zijn. De onvermoeibare bruggenbouwers in elke religieuze gemeenschap zijn op een hand te tellen. Ik geloof dat dit niet onze laatste ontmoeting is geweest.”

De spiegelreis van Enis Odaci en Herman Koetsveld is dan ook een schoolvoorbeeld van de manier waarop elke vorm van interreligieuze en interculturele dialoog vandaag zou moeten verlopen. Wie werkelijk voorbij het eigen gelijk wil gaan, wie werkelijk het wij-zij-discours een halt wil toeroepen, moet niet alleen durven om in alle openheid een gesprek aan te gaan, maar moet ook bereid zijn om zichzelf af en toe op de rooster te leggen.

 

Enis Odaci & Herman Koetsveld, Spiegelreis: Een moslim en christen op reis door elkaars geloof, Kok Boekencentrum, 2019, 192p.